Een tekening is een schematische
of natuurgetrouwe weergave van een voorwerp of een situatie. Tekeningen kunnen
het onderwerp weergeven op ware grootte, vergroot (een cel) of verkleind (een
huis). Bij een natuurgetrouwe tekening teken je zoveel mogelijk details. In een
schematische tekening mag je alleen de belangrijkste kenmerken tekenen. Je kunt
het voorwerp van verschillende kanten tekenen. Zo worden een buitenaanzicht en
een doorsnee-tekening onderscheiden. Verder zijn er verschillen in een lengte-
en dwarsdoorsnede.
-
-
Hoe je te werk moet gaan:
-
-
Gebruik
tekenpapier of wit A4-papier.
-
Maak grote tekeningen, maar niet meer dan 2 of 3 per vel.
-
Tekeningen maak je altijd met een (scherp) potlood, hardheid HB. Een vulpotlood is ook
goed.
-
Het
kan belangrijk of verhelderend zijn om verschillende onderdelen met
verschillende kleuren aan te geven. Dat heet functioneel kleurgebruik.
-
Bij
het gebruik van kleuren hoort een legenda waarin staat wat elke
kleur voorstelt.
-
Teken vloeiende strakke lijnen. Niet schetsen.
-
Onder of boven de tekening hoort een titel te staan; iedereen die geen
verstand van biologie heeft, moet kunnen begrijpen wat je getekend hebt!
-
Ook moet erbij
staan
of het een buitenaanzicht, dwarsdoorsnede, lengtedoorsnede, vooraanzicht,
etc. is
-
Soms moet er tekst bij de tekening gezet worden. Doe dat altijd netjes en
recht naast of onder de tekening.
-
Als
je onderdelen van een tekening moet benoemen, teken dan een rechte lijn tussen
het onderdeel en de naam.
-
Als
je een microscopische tekening maakt, zet dan ook de gebruikte vergroting bij
je tekening.
-
Werk netjes. Trek rechte lijnen met een liniaal.
-
|