-
-
- Een onderzoek doe je
altijd met een reden, bijvoorbeeld dat je wilt weten hoe iets werkt.
- Onderzoek doe je volgens
een bepaald plan, dat noemen we het onderzoeksplan.
- Daarin staan de volgende
onderdelen in vaste volgorde:
-
probleemstelling
-
onderzoeksvraag
- deelvragen
- hypothese en
voorspelling
- planning
- informatie
verzamelen
- uitvoering
experiment / werkwijze
- resultaten
- conclusie /
aanbevelingen
- maken van
het
verslag
-
- Hoe je te werk moet
gaan:
-
-
1
Probleemstelling:
-
-
Je ervaart een probleem en
noteert een probleemstelling. De probleemstelling mag niet te algemeen zijn.
Je moet het probleem kunnen onderzoeken met een eigen onderzoek.
-
-
2
Onderzoeksvraag:
- Met een probleemstelling
weet je ongeveer waar je onderzoek over gaat. Probeer nu eerst goed na te
denken wat je precies wilt onderzoeken. Als je dat weet kun je namelijk de
onderzoeksvraag noteren. Die moet aan enkele eisen voldoen:
-
-
Het moet een vraag in goed
Nederlands zijn.
-
-
De onderzoeksvraag mag niet te
vaag of te breed zijn; het moet duidelijk zijn wat je wilt gaan onderzoeken.
-
-
De onderzoeksvraag mag niet zo
simpel zijn, dat je er meteen antwoord op kunt geven.
-
-
De onderzoeksvraag moet
eenduidig zijn, dus mag niet bestaan uit meerdere vragen.
-
-
3
Deelvragen:
- Splits daarna je
onderzoeksvraag uit in meerdere deelvragen. Ook een deelvraag moet aan eisen
voldoen:
-
-
De deelvraag moet je helpen
bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
-
-
Het moet een vraag zijn in
goed Nederlands.
-
-
Een deelvraag mag niet te vaag
of te breed zijn, het moet duidelijk zijn wat je wilt onderzoeken.
-
-
Elke deelvraag moet eenduidig
zijn, dus mag niet bestaan uit meerdere vragen.
-
-
4
Hypothese en
voorspelling:
-
In de hypothese geeft de
onderzoeker een mogelijk antwoord op de vraag van de probleemstelling. Je
geeft dus aan wat je vermoedt dat het antwoord is op je onderzoeksvraag.
-
Op grond van de hypothese
kan je voorspellen wat de resultaten zijn van het experiment. Dit gebeurt
meestal als volgt: als .... (hier de hypothese invullen) juist is dan ....
(hier het resultaat van het experiment invullen).
-
-
5
Planning:
-
In je onderzoeksplan geef
je aan op welke manier je gaat werken. Je geeft aan met wie en
wanneer je wat gaat doen.
-
Vaak is het handig om je
werk in een schema te zetten.
-
Als er kosten gemaakt
worden tijdens je onderzoek noteer je die bij de planning. Maak een
overzicht van de verwachte kosten.
-
-
6
Informatie verzamelen:
-
Zoek de informatie bij
elkaar die je nodig hebt voor je onderzoek.
-
Gebruik verschillende
bronnen die passen bij je onderzoeksvraag en het soort onderzoek dat je
doet.
-
7
Uitvoering experiment /
werkwijze:
-
Voor je onderzoek kun je
gebruik maken van verschillende onderzoekstechnieken, zoals
bronnenonderzoek, een experiment, een enquκte.
-
Bedenk wat de meest
passende manier is om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag. Als je een
experiment uitvoert, moet je precies beschrijven hoe je te werk bent gegaan.
Het onderzoek moet namelijk ook door anderen uitgevoerd kunnen worden.
-
-
8
Resultaten:
-
De resultaten worden
verzameld en overzichtelijk weergegeven (in een grafiek, diagram of tabel).
-
Uitgebreidere informatie vind je
bovenaan door verder te klikken bij die vaardigheden.
-
-
9
Conclusie /
aanbevelingen:
-
-
Je vergelijkt de
resultaten met je hypothese. Uit deze vergelijking kun je de conclusie
trekken dat de hypothese wel of niet juist was.
-
-
Bij een onjuiste hypothese
moet je proberen om een nieuwe hypothese op te stellen.
-
-
In een uitgebreide
conclusie worden er aanbevelingen gedaan voor een vervolg onderzoek.
-
-
10
Maken van
het verslag:
-
Beschrijf of presenteer
wat je hebt gedaan.
-
Dit kun je verder bekijken
bij de verschillende uitgewerkte vaardigheden 'Verslag'
of 'Mondelinge presentatie'.
-
Je geeft in het verslag ook aan
welke discussiepunten er zijn naar aanleiding van je onderzoek.
-
|