-
1
Lang
geleden bestond een biologie examen helemaal uit meerkeuze vragen. Nu is het ongeveer 40% meerkeuzevragen en 60% open vragen.
-
-
2
Voor
sommigen is dat fijn, maar voor sommigen een ramp. Toch is dat niet nodig! Het goede antwoord
staat voor je neus, je moet alleen zien uit te vinden welk antwoord dat is.
Daar zit 'm nou het probleem: je kunt maar moeilijk kiezen.
-
-
3
Het
is natuurlijk geen probleem als je het antwoord gewoon weet. Ga niet twijfelen.
Verbeter alleen als je zeker weet dat jouw eerste antwoord fout was. Meestal is
de eerste keuze de juiste.
-
-
4
Mocht
je het antwoord niet meteen weten, bedek dan de antwoorden en bedenk zelf
eerst het goede antwoord. Kijk of jouw antwoord er tussen staat. Kijk welk antwoord volgens jou echt niet goed is. Er is er
altijd wel 1 die (te) ver gezocht is.
-
-
5
Bij meerkeuzevragen is altijd maar één antwoord juist. Kies
voor 1 antwoord. Als je twee letters opschrijft, wordt het altijd
fout geteld.
-
-
6
Schrijf alleen de
letter op die bij het juiste antwoord hoort.
-
-
7
Kijk na afloop de antwoorden nog eens
door, wellicht is er verderop in de toets een vraag geweest die je geheugen
een beetje heeft geholpen waardoor je het antwoord nu wel zeker weet! Soms
staat er ook informatie bij andere vragen.
-
-
8
Laat je bij een rijtje meerkeuzevragen
niet beïnvloeden door het aantal maal dat een bepaalde letter voorkomt. Het
kan best zo zijn dat je vier keer hetzelfde antwoord moet geven.
-
-
9
Schrijf met hoofdletters. Een kleine letter a
met een iets te lang streepje wordt eenvoudig aangezien voor een kleine letter
d. Wen je aan hoofdletters te gebruiken, die lijken minder snel op elkaar.