1
Meerkeuzevragen zijn niet voor iedereen goed te doen.
Al staat het goede antwoord
staat voor je neus, je moet nog uit zien te vinden welk antwoord het goede is.
En daar zit voor jou misschien juist het probleem: je kunt maar moeilijk kiezen.
2
Weet je het antwoord niet meteen, bedek dan alle antwoorden. Bedenk dan zelf eerst
het goede antwoord. Kijk daarna of je eigen antwoord er tussen staat. Grote
kans dat dit zo is. Je hebt dat het goede antwoord te pakken!
3
Bij meerkeuzevragen is altijd maar één antwoord juist. Kies
dus voor 1 antwoord. Als je twee letters opschrijft is het antwoord in elk geval
fout, ook al schrijf je het juiste antwoord op.
4
Schrijf alleen de
letter op die bij het juiste antwoord hoort. Extra goed oppassen als je van
jezelf weet dat je slordig bent of dyslectie hebt.
5
Schrijf duidelijk! Een kleine letter a
met een iets te lang streepje wordt eenvoudig aangezien voor een kleine
letter d. gebruik dus alleen hoofdletters.
6
Laat je bij een rijtje antwoorden niet
beïnvloeden door het aantal keer dat een bepaalde letter voorkomt. Het kan
best zo zijn dat je vier keer achter elkaar A hebt.
7
Zet bij vragen waar je al
twijfels hebt, een teken in de kantlijn. Ga verder als het je teveel (denk-)tijd kost. Misschien valt je het antwoord later in of heb je iets aan de
tekst verderop in de toets.
8
Kijk na afloop de antwoorden nog eens
door. Misschien is er verderop in de toets een vraag geweest die je geheugen
een beetje heeft geholpen waardoor je het antwoord nu wel zeker weet!
9
Ga naderhand niet teveel verbeteren. Te vaak krijg ik
antwoorden met
dat het goede antwoord weer is doorgestreept en vervangen voor een fout
antwoord.
Verbeter alleen als je zeker weet dat jou eerste antwoord fout was, meestal is
de eerste keuze de juiste.
|