- De methode waar we op het Mondriaan College mee
werken, heet “Biologie voor jou”. Er is een theorieboek en een werkboek. In
de online methode kun je beide raadplegen. De docent kan ervoor kiezen dat
leerlingen de vragen direct of achteraf (na een paar lessen) kunnen
controleren. De ene leerling werkt liever met de boeken, dan ander
liever op de laptop; daarom wisselen we af.
- In het boek is elk thema (hoofdstuk) opgebouwd
uit: Basisstof - Samenvatting - Diagnostische toets -
Verrijkingsstof - Examentrainer
-
Tijdens een van de eerste lessen wordt
uitgelegd, hoe je met het theorieboek en het werkboek moet omgaan. En
natuurlijk ook hoe je online met Biologie voor jou aan de slag kunt. Voor de online-methode
heb je een klassencode nodig; die krijg je aan het begin van het
schooljaar van je docent.
- Elke les moet je
bij je hebben: theorieboek, werkboek, laptop, schrijf- en
tekenspullen.
-
Het streven is om per les één Basisstof te
behandelen. Aan het eind van het hoofdstuk is er vaak een Diagnostische
toets. Hiervoor krijg je soms een cijfer, dat niet meetelt. Met dit
cijfer weet je ongeveer hoe goed je de leerstof beheerst. Uit de Verrijkingsstof wordt een keuze gemaakt
door de docent en soms door de leerling zelf.
-
-
-
A
van Aanpak
-
- Aan het begin van de les leg je alles klaar wat
je die les nodig hebt. Vaak wordt er gewerkt met zogenaamde
studiewijzers. Studiewijzers zijn te raadplegen in SOMtoday. Per les staat
in de studiewijzer aangegeven wat het huiswerk voor die les is
en wat de lesinhoud voor die les is. Heel vaak vind je er extra
oefeningen en clips (voor als je de uitleg door afwezigheid
gemist hebt).
- Bij het zelfstandig doorwerken van een thema of
stuk Basisstof, lees je eerst de tekst goed door. (Soms is er uitleg in de
vorm van een filmpje op YouTube of clip in de link van de les in SOM.)
- Eerst lezen dan pas de vragen maken, niet andersom!
Let op dikgedrukte woorden, deze zijn heel belangrijk. Zijn er ook
nog andere moeilijke woorden? Kijk aandachtig naar de verklarende tekeningen
of afbeeldingen. En in een laatste geval zoek je ze op internet op m.b.v.
Google. Werk goed door maar hou de tijd in de gaten.
Vaak mag je al tijdens de les aan je huiswerk beginnen. Benut deze tijd
daarom goed.
-
-
-
B
van Bewerken
-
-
Bij normale leerstof / theorie:
- Pas als je alles hebt begrepen, begin je met de
opdrachten. Weet je welke opdrachten je moet maken? Ook hier geldt: eerst
goed lezen en dan eventueel terugzoeken in de tekst die je gelezen
hebt. Begrijp je de opdracht niet, lees hem dan nog eens aandachtig door.
Weet je het dan nog niet, vraag dan aan je buurman/vrouw en daarna pas aan
de docent om uitleg. Als je er thuis verder niet meer uitkomt, kun je je
vraag op een Post-it plakken en in je boek plakken. Stel je vraag dan gewoon
tijdens de
volgende les.
- Bij een practicum:
- Soms wordt er een practicum gedaan. Dit kun je
niet thuis doen. Luister goed naar de klassikale instructies van je docent
Hij/zij legt het soms uit met tips die niet in het boek staan.
Voor de praktische opdracht geldt dat je precies moet doen wat er in het
boek staat.
-
- Om
te oefenen kun je de volgende dingen doen:
- 1.
Schrijf alle dikgedrukte woorden onder elkaar en zet erachter wat ze
volgens jou betekenen. Gebruik zoveel mogelijk je eigen woorden.
-
2. Maak een samenvatting van de basisstof. Vergelijk
deze met de Samenvatting uit je theorieboek. Komt het een beetje overeen? Zo
nee, ben je dingen vergeten?
-
3. Bestudeer de afbeeldingen met onderdelen goed, door
een deel af te dekken met een blaadje.
-
4. Online
is er aan elk einde van het hoofdstuk de
gelegenheid om de Test jezelf onderdelen te maken. Oefen hier heel goed mee
want ze zijn representatief voor de vragen in de toetsen. Heb je deze slecht
gemaakt, dan kun je ze zelf resetten.
- 5. Online kun je gebruik maken van flitskaarten; dit zijn begrippen met
uitleg in de vorm van een omschrijving.
-
6.
Maak alvast een paar vragen van de Diagnostische
toets om extra te oefenen. Zoek de antwoorden in de juiste Basisstof op.
-
-
-
C
van Controle
-
-
Controle
van de vragen in het werkboek:
- 1. Controleer eerst of je alle vragen wel gemaakt hebt.
- 2. In de klas kun je de
opdrachten zelfstandig nakijken met de antwoordenboekjes.
- 3. Verbeter fouten met een
andere kleur pen. Zo leer je beter van je fouten.
- 4. Wanneer je een antwoord
niet begrijpt, vraag dan hulp van een klasgenoot of van je docent(e). Als
het nodig is, moet je de Basisstof eerst opnieuw lezen.
Vaak lukt het met die moeilijke opdracht dan wel.
- 5. Weet je de betekenis van
alle dikgedrukte woorden die in de tekst voorkomen?
- 6. Ken je de onderdelen die in
afbeeldingen aangewezen worden?
-
- Controle voor een toets:
- 1. Start op tijd met het leren
van een toets of proefwerk; zeker een week van te voren. Maak desnoods een
planning.
- 2. Weet je precies wat je moet leren?
(Dan snel aan een klasgenoot vragen.)
- 3. Heb je alle opdrachten
gemaakt? (Zo nee, hoe komt het dat je ze nog niet bijgewerkt hebt?)
- 4. Leer niet alles in een keer
door, maar knip de leerstof in stukjes.
- 5. Lees de Basisstof goed
door. Als het goed is, moet nu alles begrijpen.
- 6. Bestudeer de afbeeldingen
aandachtig. Test jezelf met aangegeven onderdelen.
- 7. Bekijk schema’s en tabellen
goed. Welke moet je kennen en welke niet?
- 8. Maak (een deel van) de
opdrachten nog eens als steekproef. Check je antwoorden.
- 9. Heb je de Test jezelf onderdelen gemaakt?
- 10. Maak (een deel van) de
Diagnostische toets nog eens. Ook weer checken.
- 11. Schrijf op een apart blaadje
welke delen van de Basisstof of welke afbeeldingen je nog niet goed kent. De
volgende keer dat je verder gaat met leren, begin je met de herhaling van
wat je niet kende.
- 12. Leer de samenvatting goed.
- 13. Laat je door iemand
overhoren.
- 14. Maak vragen voor jezelf en laat die voor
een andere keer liggen om te beantwoorden.
- 15. Maak een mindmap.
- 16. Heeft de docent extra materiaal in SOM
gezet? Dan zeker gebruiken om te oefenen.
- 17. Blijf de leerstof goed herhalen
totdat je de toets hebt.
-
-
-
Extra informatie:
-
- Wat voor een soortvragen kun je op
een toets verwachten?
* vragen die gaan over de schuin- of dikgedrukte woorden;
* vragen met beweringen, die juist of onjuist zijn;
- *
meerkeuzevragen; hier is altijd maar één antwoord juist;
* vragen over tekeningen en afbeeldingen en de onderdelen;
* vragen over een stukje tekst die over het onderwerp gaat.
- In een toets kom je vragen op drie
niveaus tegen: reproductievragen (deze vragen gaan over eenvoudig
leerwerk), toepassingsgerichte vragen (deze vragen gaan een beetje dieper op
de leerstof in en gaan vaak over een situatie die beschreven wordt in een
stukje tekst, de context) en inzichtvragen (deze vragen toetsen of je de
kennis ook kun toepassen in moeilijker beschreven contexten, vaak moet je
uitleg geven).
- Hou je altijd aan de
planning / huiswerk zoals dat in de studiewijzer in SOM opgegeven staat. Als je
afwezig was, wordt er van je verwacht
dat je zelfstandig alles tijdig bijwerkt.
- Schriftelijke Overhoringen (SO’s)
kunnen ook onverwacht gegeven worden. Als je je aan de planning houdt en het huiswerk
bijhoudt,
kan het al bijna niet misgaan.
|