W
E R K S T U K K E N ,
T E K E N I N G E N , V E R S L A G E N
- Bij biologie wordt veel
aandacht besteed aan het netjes bijhouden van map of werkboek.
- Daarvoor maken jij en jouw docent een aantal afspraken.
- We hebben het gemakkelijk voor je gemaakt.
- Maak het bolletje zwart als je de opdracht gedaan hebt!
|
 |
- !
|
- Waar moet je allemaal aan denken?
|
- check
- leerling
|
- check
- docent
|
- 1
|
- Alles wat je inlevert, krijgt een
aantrekkelijke titelpagina. Het leukste is iets wat je zelf getekend
hebt. En natuurlijk heeft het iets met het
onderwerp te maken!
|
O |
O |
- 2
|
- Staan je voor- en achternaam, klas
en datum op de voorkant?
|
O |
O |
- 3
|
- Gebruik alleen A4-papier en zorg dat alle
bladzijden genummerd zijn en dat de tekst duidelijk en leesbaar is. (Typen mag, hoeft niet, tenzij de opdracht
anders is.)
|
O |
O |
4 |
- Orden je opdrachten zoveel mogelijk
naar Basisstof. Bij elke opdracht staat in de
kantlijn te staan om welke opdracht het gaat, bijvoorbeeld: B2 Opdr. 13.
|
O |
O |
5 |
- Op de eerste pagina staat een overzichtelijke
inhoudsopgave. Vergeet niet om de bladzijden te nummeren!
|
O |
O |
6 |
- Wanneer je extra illustratief materiaal
gebruikt, zijn dat uiteraard alleen plaatjes die horen bij het hoofdstuk /
thema. Deze krijgen een bijpassende titel of bijschrift (eronder). Als je gedroogd
(planten)materiaal gebruikt, dan is dat op het netst op wit, ongelinieerd
papier.
- Zet zoveel mogelijk erbij waar je het
plaatje vandaan hebt.
|
O |
O |
7 |
De tekenregels zijn erg
belangrijk, daarom staan ze hieronder nog eens:
a Tekeningen maak je op blanco
A4-papier.
b
Alleen tekenen met een hard
potlood (HB) met scherpe punt, geen viltstiften gebruiken, niet
onnodig inkleuren.
c De tekening komt in een net kader
(10 x 10 cm) en is groot en niet op postzegelformaat.
d Vloeiende en strakke lijnen
maken, dus niet schetsen.
e Denk aan de juiste verhoudingen.Teken
alleen datgene wat je ziet.
f Onder elke
tekening staan zeker zes dingen:
- om welke opdracht het gaat ;
- de titel (wat stelt het voor) ;
- de vergroting ;
- of het een schematische / natuurgetrouwe
tekening is ;
- of het gaat om een buitenaanzicht /
vooraanzicht / dwarsdoorsnede / lengtedoorsnede ;
- de datum waarop je de tekening gemaakt hebt.
- g Namen van onderdelen komen
naast horizontale lijnen, (liniaal gebruiken!) te staan.
|
O |
O |
N O G T I P S
N O D I G ?
-
Volg altijd de extra aanwijzingen van je docent(e) op. Vraag
tijdig om hulp als je iets niet weet !
Zeg iets of leg iets uit met je
eigen woorden. Dan leer je er het meeste van.
Maak een goede planning. Begin daarom niet
op het laatste moment met het in het net schrijven. Wanneer je het druk hebt, lukt dat
niet binnen een week tijd. Wanneer je een opdracht te laat inlevert, kost je dat meestal)
punten! Bij niet inleveren krijg je geen rapportcijfer voor biologie.
In jouw map kunnen dus de volgende dingen
zitten: titelpagina - inhoudsopgave - aantekeningen die tijdens de les gemaakt zijn -
opdrachten van de basisstof - diagnostische toets - herhalingsstof - verrijkingsstof -
illustraties die bij de stof horen - extra's .
|
|
- H E T M A K E
N V A N E E N V E R S L A G
Biologie klassen 1 2 3
Elk onderzoek wordt afgesloten met een verslag. Een verslag bestaat uit de
volgende onderdelen.
1 Titel
- Verzin een titel voor het verslag. Soms is dat de naam van het practicum
dat je uitvoert.
2 Inleiding
- In de inleiding geef je (algemene) achtergrondinformatie over het
onderwerp.
Je schrijft op wat je gaat onderzoeken en hoe je het
onderzoek gaat aanpakken.
Je schrijft de onderzoeksvraag op (wat wil je nu precies weten?)
3 Hypothese
- De hypothese is een voorspelling van wat je verwacht als antwoord op je
eigen onderzoeksvraag.
- Wat verwacht je dat het antwoord op jouw vraag zal zijn? Schrijf dit op.
Probeer dit een beetje toe te lichten met de kennis die je van het
onderwerp hebt.
4 Benodigdheden & werkwijze / materiaal &
methode
- In dit deel van het verslag maak je een lijst van de benodigde materialen.
Verder beschrijf nauwkeurig welke stappen er in het onderzoek of proef
zijn gedaan. (De beschrijvingen van de materialen, de proefopstelling en de
handelingen moeten zo nauwkeurig zijn dat iemand anders in staat is de proef
te herhalen.)
Verduidelijk het geheel eventueel met een tekening.
5 Resultaten
- Schrijf hier op wat je waargenomen hebt.
Vat je waarnemingen en / of resultaten samen in tabellen, grafieken en /
of diagrammen.
6 Conclusies en discussie
- Hierin ga je de hele opzet en de uitvoering van de proef nog eens goed na.
Is alles volgens plan verlopen?
Als dat het geval is ga je jouw resultaten uitleggen.
Je vergelijkt de resultaten met je voorspelling in de hypothese.
Vervolgens trek je de conclusie of de opgestelde hypothese juist of
onjuist is.
Probeer, als je dat kunt, redenen te geven als de resultaten niet
overeenkomen met jouw hypothese.
Stel eventueel een nieuwe hypothese op (en geef aan hoe deze hypothese kan
worden onderzocht).
Voer dit nieuwe experiment uit als je daartoe de mogelijkheid hebt.
7 Vragen
- Als er vragen bij dit onderzoek horen (zie opdracht leerboek of aanwijzing
docent(e)), dan komen de antwoorden hierop op deze plaats in je verslag te
staan.
8 Literatuur
- Soms moet je voor een goede uitleg andere boeken, naslagwerken of Internet
raadplegen. Alles wat je voor dit verslag gebruikt hebt, komt netjes onder
elkaar te staan.
Tips en trucs:
Volg altijd de extra aanwijzingen van je docent(e)
op. Vraag tijdig om hulp als je iets niet weet !
Zijn alle onderdelen, waar een verslag uit hoort te
bestaan, ook aan bod gekomen?
Werk netjes en gebruik goed lopende Nederlandse
zinnen.
Je bent, als je met meerderen aan een verslag werkt,
samen verantwoordelijk. Maak daarom goede afspraken.
Denk aan de bronvermelding.
Start op tijd. Lever je verslag op tijd in, te laat inleveren kost punten!
|
|