Uitscheidingsstelsel en afweer  (herhaling begrippen)

 

 

 

 

model van de huid

Opdracht  Welk woord heb je nodig om de zin compleet te maken?
1  Zweet bestaat voornamelijk uit water en ______ .
2  De ______ beschermt het lichaam tegen beschadigingen, uitdroging en infecties.
3  In de huid bevinden de haarvaten zich in de ______ .
4  Via de ______ wordt de urine afgevoerd naar de urineblaas.
5  Wanneer het ______ te hoog wordt, produceren de eilandjes van Langerhans meer insuline.
6  Weefselvloeistof wordt, samen met het bloedplasma het _______ genoemd.
7  In de ______ en spieren wordt glucose omgezet in glycogeen.
8  Door de ______ stroomt bloed dat veel glucose maar weinig zuurstof bevat.
9  De urine kenmerkt zich door de reuk. Dit is het gevolg van de hoeveel ______ die erin zit.
10  In de lever wordt een plasma-eiwit gemaakt, fibrinogeen, dat belangrijk is bij de ______ .
11  Pigment beschermt de huid tegen de schadelijke invloed van _______ in zonlicht.
12  Het temperatuurregelcentrum ligt in de ______ .
13  Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, noemen we lichaamsvreemde stoffen of ______ .
14  Witte bloedcellen maken antistoffen tegen ______ .
15  Bij een actieve immunisatie maakt een ingeënte persoon zelf  ______ .
16  Wanneer iemand meteen antistoffen nodig hebt, wordt er een ______ ingespoten.
17  Iemand die geen antistoffen heeft tegen bloedgroep A en bloedgroep B, heeft ______ .
18  Met ______ kun je bloed geven aan elke andere bloedgroep.
19  Een moeder maakt antiresus als ze zwanger is van een kind dat ______ is.
20  Als het ongeboren kind resusnegatief is en de moeder ______ , dan is er niets aan de hand.
Je score is