O E F E N T O E T S      G R O E N E    O R G A N I S M E N
 
Meerkeuzevragen om te oefenen.
Niveau: 4 mavo (vmbo tl)
 
 
 
 
 
 
 
blad van een varen

Klik voor het juiste antwoord in één van de hokjes. Er zijn 30 vragen; je kunt 30 punten halen.
Als je achteraf de antwoorden per vraag wilt checken, is het handig ze ook ergens op te schrijven.
Ook heb je van je docent een wachtwoord nodig.

 
1  
Het model hiernaast stelt een cel voor. Met cijfers zijn enkele delen aangegeven.
 
Welke cijfers geven delen aan die je alleen een plantaardige cel tegenkomt?
 
  Alleen cijfer 5.
  Alleen cijfer 6.
  De cijfers 5 en 6.
  De cijfers 5, 6 en 8.

 

2
Onder bepaalde omstandigheden kunnen planten zich ongeslachtelijk voortplanten.
 
Bij welke van onderstaande manieren plant een tulp zich ongeslachtelijk voort?
 
  Met behulp van bollen.
  Met behulp van knollen.
  Met behulp van uitlopers.
  Met behulp van wortelstokken.
 
 
3  
In de afbeelding hiernaast zijn enkele delen van een bloem aangegeven.
 
Met welk nummer wordt het deel aangegeven waar stuifmeelkorrels ontstaan?
En wanneer is er sprake van bestuiving?
 
Met nummer 1, er is bestuiving als er stuifmeel terechtkomt op het deel 4.
Met nummer 1, er is bestuiving als er stuifmeel terechtkomt op het deel 7.
Met nummer 4, er is bestuiving als er stuifmeel terechtkomt op het deel 1.
Met nummer 7, er is bestuiving als er stuifmeel terechtkomt op het deel 1.
 
 
4
Bekijk nogmaals nevenstaande afbeelding van een bloem.
 
Met welk nummer wordt het deel in de afbeelding aangegeven waar een vrucht uit ontstaat?
Wat is de naam van het deel waar een vrucht uit ontstaat?
 
Met nummer 1, dat deel heet de helmknop.
Met nummer 3, dat deel heet het zaadbeginsel.
Met nummer 3, dat deel heet het vruchtbeginsel.
Met nummer 7, dat deel heet het vruchtbeginsel.
 
 
5
Met behulp van bloemen kunnen planten zich geslachtelijk voortplanten.
 
Welke volgorde is dan het meest volledig en juist?
 
  bestuiving - groei stuifmeelbuis - bevruchting - groei vrucht - zaadverspreiding - nieuwe plant
  bestuiving - groei stuifmeelbuis - zaadverspreiding - nieuwe plant
  groei stuifmeelbuis - bestuiving - groei vrucht - nieuwe plant
  bevruchting - bestuiving - groei vrucht - nieuwe plant
 
 
6   
Planten kunnen zich op een geslachtelijke manier en/of op een ongeslachtelijke manier voortplanten. Hieronder volgt een opsomming van manieren en gebeurtenissen:
 
(1) gewone celdeling
(2) knollen
(3) vorming van zaden
(4) uitlopers
(5) bestuiving
(6) bloemen
(7) groei stuifmeelbuis
(8) bollen
(9) ontkieming zaad
(10) wortelstokken
(11) groei vrucht
 
Welke nummers kunnen horen bij de voortplanting van een aardappelplant?
 
  (1) - (2) - (3) - (5) - 6) - (7) - (9) - (11).
  (1) - (3) - (4) - (6) - (8) - (9) - (10).
  (2) - (3) - (5) - (7) - (9) - (10).
  (3) - (5) - (6) - (8) - (9) - (11).
 
 
7   
Zaden bestaan voor een groot deel uit zaadlobben. Hierin zit veel reservevoedsel opgeslagen dat nodig is voor en na de ontkieming en voor de ontwikkeling van het kiemplantje. Enkele stoffen zijn eiwitten, koolhydraten, vetten, vitamines, water en zouten.
 
Welke van de genoemde stoffen worden als reservestof in zaadlobben opgeslagen?
 
  Alleen eiwitten.
  Alleen koolhydraten.
  Alleen koolhydraten en vetten. 
  Eiwitten, koolhydraten en vetten.
 
 
8   
In de boomstam hiernaast zijn enkele delen met cijfers en letters aangegeven.
 
Met welk cijfer wordt er een jaarring weergegeven?
En bevindt het oudste hout zich bij de plaats die met de letter a is aangegeven of met de letter b?
 
  Jaarring met cijfer 2 ; het oudste hout met letter a.
  Jaarring met cijfer 2 ; het oudste hout met letter b.
  Jaarring met cijfer 3 ; het oudste hout met letter a.
  Jaarring met cijfer 3 ; het oudste hout met letter b.
  Jaarring met cijfer 4 ; het oudste hout met letter a.
  Jaarring met cijfer 4 ; het oudste hout met letter b.
 
 
9   
Judith wil weten hoeveel pitjes er in een klokhuis van een appel zitten. Ze telt zes pitjes.
 
Hoeveel zaadbeginsels zaten er in de bloem voordat de appel begon te groeien?
En hoeveel stuifmeelkorrels hebben de eicellen in deze zaadbeginsels bevrucht?
 
  Eén zaadbeginsel en één stuifmeelkorrel.
  Eén zaadbeginsel en zes stuifmeelkorrels.
  Zes zaadbeginsels en één stuifmeelkorrel.
  Zes zaadbeginsels en zes stuifmeelkorrels.
 
 
10 
De aardappelplant kan zich door middel van knollen voortplanten.
 
Is dit een geslachtelijke of ongeslachtelijke manier van voortplanting?
Veranderen de erfelijke eigenschappen van de aardappelplant als knollen gebruik worden om te poten?
 
  Dit is een geslachtelijke manier. De erfelijke eigenschappen veranderen wel.
  Dit is een geslachtelijke manier. De erfelijke eigenschappen veranderen niet.
  Dit is een ongeslachtelijke manier. De erfelijke eigenschappen veranderen wel.
  Dit is een ongeslachtelijke manier. De erfelijke eigenschappen veranderen niet.
 
11
In de afbeelding hiernaast zie je de ontkieming van een bruine boon.
 
Kan er in de tweede boon (van links) fotosynthese plaatsvinden?
En kan er verbranding verbranding plaatsvinden?
 
  Er kan geen fotosynthese plaatsvinden een ook geen verbranding.
  Er kan alleen fotosynthese plaatsvinden.
  Er kan alleen verbranding plaatsvinden.
  Er kan zowel fotosynthese als verbranding plaatsvinden.
 
 
12
Na de ontkieming van een bruine boon gaat er een kiemplant groeien.
 
Vinden er tijdens de groei celdelingen plaats?
En zo ja, zijn dit gewone celdelingen of reductiedelingen?
 
  Nee, er vinden geen delingen plaats.
  Ja, er vinden alleen gewone celdelingen plaats.
  Ja, er vinden alleen reductiedelingen plaats.
  Ja, er vinden zowel gewone celdelingen als reductiedelingen plaats.

 

13
Iemand doet een proef met enkele bloemen die in gekleurd water staan. Zie de afbeelding hiernaast. In de tekening eronder worden enkele delen van een plantenstengel aangegeven.
 
Met welke letter wordt de plaats aangegeven waardoor het water met de kleurstoffen naar de bloemen getransporteerd wordt?
 
  Met letter a.
  Met letter b.
  Met letter c.
  Met geen enkele letter.

 

14  
Bij het ontstaan van houtvaten vinden een aantal gebeurtenissen plaats.
(1) de cellen verdwijnen
(2) de houtcellen maken verdikkingen van cellulose en houtstof
(3) de dwarswanden verdwijnen
 
In welke volgorde vinden deze gebeurtenissen plaats?
 
  (1) → (2) → (3)
  (1) → (3) → (2)
  (2) → (1) → (3)
  (2) → (3) → (1)
  (3) → (1) → (2)
  (3) → (2) → (1)
 
 
15  
De ui is een bolgewas. Als je de uibol in de grond stopt, groeit er een nieuw plant met groene bladeren uit. Een ui is opgebouwd uit verschillende lagen, rokken genaamd. Deze rokken bestaan weer uit weefsels met cellen. In elke cel bevat de kern 16 chromosomen.
 
Hoeveel chromosomen hebben de cellen van de groene bladeren van deze uiplant?
En hoeveel hebben chromosomen hebben de stuifmeelkorrels?
 
Allebei hebben ze 8 chromosomen.
Allebei hebben ze 16 chromosomen.
De bladcellen hebben 8 chromosomen, de stuifmeelkorrels hebben er 16.
De bladcellen hebben 16 chromosomen, de stuifmeelkorrels hebben er 8.
 
 
16   
Hiernaast staat een schematische tekening van de dwarsdoorsnede van een jonge wortel.
Met welke letter wordt een plaats aangegeven waar transport via de houtvaten plaatsvindt?
 
  Met letter a.
  Met letter b.
  Op beide plaatsen vindt transport via houtvaten plaats, dus met letter a en letter b.
  Met geen enkele letter wordt een plaats aangegeven waar transport via houtvaten plaatsvindt.
 
 
17   
Over de ontkieming van zaden worden twee beweringen gedaan.
Bewering (1) Bij de ontkieming start de groei met een groot aantal reductiedelingen.
Bewering (2) Voor de ontkieming van zaden is zuurstof nodig.
 
Welke van deze beweringen is / zijn juist?
 
  Alleen bewering 1 is juist.
  Alleen bewering 2 is juist.
  Beide beweringen zijn juist.
  Beide beweringen zijn onjuist.
 
 
18   
Hiernaast zie je een pluizenbol van paardenbloem. In de zaadjes zitten allemaal nieuwe kiemplantjes. Het aantal chromosomen van de cellen van de kiemplantjes en die van de stengel worden met elkaar vergeleken.
 
Plant een paardenbloem zich op een geslachtelijke of ongeslachtelijke manier voort?
En bevatten de cellen van de kiemplantjes evenveel chromosomen als cellen van de stengel van deze paardenbloem of de helft?
 
  Op een geslachtelijke manier; de cellen van de kiemplantjes bevatten evenveel chromosomen als cellen van de stengel.
  Op een geslachtelijke manier; de cellen van de kiemplantjes bevatten de helft van het aantal chromosomen van cellen van de stengel.
  Op een ongeslachtelijke manier; de cellen van de kiemplantjes bevatten evenveel chromosomen als cellen van de stengel.
  Op een ongeslachtelijke manier; de cellen van de kiemplantjes bevatten de helft van het aantal chromosomen van cellen van de stengel.
 
 
19   
Wanneer kruidachtige planten te weinig water krijgen, gaan de bladeren slap hangen.
 
Verandert door het watertekort de turgor van de plantencellen?
Zo ja, wordt deze dan groter of kleiner?
 
Ja, de turgor wordt groter.
Ja, de turgor wordt kleiner.
Ja, maar de turgor blijft hetzelfde.
Nee, de turgor heeft niets te maken met het feit dat de bladeren slap gaan hangen.
 
 
20
Bij de koolstofassimilatie ontstaan er verschillende producten.
 
Welke stoffen de hieronder genoemd worden ontstaan er bij de koolstofassimilatie?
 
  glucose en water 
  glucose en zuurstof 
  water en zuurstof
  zetmeel en zouten
  zuurstof en zouten
 
 
21  
Laurens heeft een aantal jaren noten van planten gespaard. Hij wil onderzoeken welke van de volgende stoffen er in zaden zitten:eiwitten, vetten en zetmeel. Hij doet dit met behulp van een aantal proeven waarbij hij gebruik maakt van verschillende indicatoren.
 
Welke stoffen zal hij in zijn noten zijn tegengekomen?
 
  Alleen eiwitten.
  Alleen zetmeel.
  Alleen eiwitten en zetmeel.
  Eiwitten, vetten en zetmeel.
 
 
22  
In de afbeelding hiernaast is een ontkiemende klimop te zien.
 
Is de nieuwe klimopplant door mitose tot stand gekomen? En door meiose?
  Alleen door mitose.
  Alleen door meiose.
  Door zowel mitose als door meiose.
  Niet door mitose en ook niet door meiose.
 
 
23  
Veel planten vormen bloemen die tweeslachtig zijn. Toch komen er ook bloemen voor die òf mannelijk, òf vrouwelijk zijn.
 
Kan er bij planten die eenslachtige bloemen vormen zelfbestuiving voorkomen?
 
  Nee, dat is niet mogelijk.
  Ja, alleen wanneer de bloemen van beide geslachten aan dezelfde plant vastzitten.
  Ja, alleen wanneer de bloemen van eenzelfde geslacht aan dezelfde plant vastzitten.
  Ja, alleen wanneer de bloemen op verschillende planten voorkomen.
 
 
24  
De afbeelding hiernaast is een model van een blad. Met de gekleurde delen (geel, rood en blauw) wordt een vaatbundel weergegeven.
 
Welke bewering over het gebruik van de kleuren is juist?
 
  Met geel worden vezelcellen aangegeven, de rode cellen zijn bastvaten..
  Met geel worden houtvaten aangegeven, de blauwe cellen zijn vezelcellen.
  Met geel worden vezelcellen aangegeven, de rode cellen zijn houtvaten.
  Met geel worden bastvaten aangegeven, de blauwe cellen zijn vezelcellen.
 
 
25  
Peter zegt dat er water via de houtvaten omhoog gaat omdat de bladeren van een plant een bepaalde zuigkracht hebben. Klaas zegt dat de wortel het water omhoog duwt.
 
Wie heeft er gelijk?
 
  Alleen Peter heeft gelijk.
  Alleen Klaas heeft gelijk.
  Ze hebben allebei gelijk.
  Ze hebben geen van beiden gelijk.
 
 
26   
Bladeren van planten kunnen veel verschillende kenmerken hebben. Hieronder staan er 11 genoemd.
 
(1) behaarde bladeren
(2) onbehaarde bladeren
(3) grote bladeren
(4) kleine bladeren
(5) het hebben van veel huidmondjes
(6) het hebben van weinig huidmondjes
(7) het hebben van een dun waslaagje
(8) het hebben van een dik waslaagje
(9) het hebben van huidmondjes aan de bovenzijde van het blad
(10) het hebben van huidmondjes aan de onderzijde van het blad
(11) het hebben van diep verzonken huidmondjes
 
Welke kenmerken leiden ertoe dat planten minder water verdampen?
 
 (1) - (3) - (5) - (7) - (9) - (11)
(1) - (4) - (6) - (8) - (10) - (11) 
(2) - (3) - (7) - (9) - (11)
 (2) - (4) - (6) - (9) - (10) - (11) 

 
 
27   
Bij een sanseveria (zie afbeelding rechts) wordt het transport in de bastvaten vergeleken met dat in de houtvaten.
Er wordt onderzocht in welke vaten transport van koolhydraten en zouten plaatsvindt.
 
Welke van de stoffen (koolhydraten òf zouten) worden door de bastvaten vervoerd?
En in welke richting vindt dit vervoer plaats, van beneden naar boven òf van boven naar beneden?
 
  Koolhydraten ; van beneden naar boven.
  Koolhydraten ; van boven naar beneden.
  Zouten ; van beneden naar boven.
  Zouten ; van boven naar beneden.
 
 
28   
In de afbeelding hiernaast zijn twee sluitcellen van een huidmondje te zien.
Hierover worden een aantal beweringen gedaan.
 
Welke van de volgende beweringen is juist?
 
  In de sluitcellen van een huidmondje vindt er geen fotosynthese plaats.
  Een huidmondje gaat open en dicht omdat de turgor van de sluitcellen verandert.
  In de sluitcellen van een huidmondje vindt er in het donker geen verbranding plaats.
  Bij warm weer vindt er in de sluitcellen geen fotosynthese en ook geen verbranding plaats. 
 
 
29
Insectenbloemen verschillen van windbloemen doordat ze andere kenmerken vertonen.
 
Insectenbloemen hebben over het algemeen:
 
  gele kroonbladeren en helmknoppen die uit de bloem hangen.
  grote, opvallende stempels en meeldraden.
  in verhouding veel stuifmeel. 
  in verhouding weinig stuifmeel.
 
 
30 
Welke van onderstaande beweringen is onjuist?
 
  Houtvaten hebben dwarswanden met openingen.
  In een blad bevinden de bastvaten zich ten opzichte van de houtvaten aan de onderkant.
  In een stengel bevindt zich tussen de vaatbundels vulweefsel.
  Kruidachtige planten verkrijgen hun stevigheid door middel van turgor in de cellen.


Je hebt punten gehaald.
Wat ik ervan vind:


| Begin paginaAntwoorden  |