O E F E N T O E T S       O V E R E R V I N G     E N    E V O L U T I E
 
Meerkeuzevragen om te oefenen.
Niveau: 2 vmbo tl / havo / vwo

 

 

 

 

ammonieten


Klik voor het juiste antwoord in één van de hokjes. Er zijn 25 vragen, je kunt 25 punten halen.
Als je achteraf de antwoorden per vraag wilt checken, is het handig ze ook ergens op te schrijven.
Ook heb je van je docent een wachtwoord nodig.

1  
In een zaadleider van een man bevindt zich een cel met 46 chromosomen.
 
Is dit een geslachtscel of een cel uit de wand van de zaadleider?
En zit er in deze cel een Y-chromosoom?
 
  Het is een cel uit de wand. Ja, er zit een Y-chromosoom in deze cel.
  Het is een cel uit de wand. Nee, er zit geen Y-chromosoom in deze cel.
  Het is een geslachtscel. Ja,er zit een Y-chromosoom in deze cel.
  Het is een geslachtscel. Nee, er zit geen Y-chromosoom in deze cel.

 
 
2  
Een pas bevruchte eicel wordt onder de microscoop onderzocht op de aanwezigheid van de geslachtschromosomen. Het blijkt dat de eicel twee verschillende geslachtschromosomen hebben.
 
Groeit uit de onderzochte eicel een jongen of een meisje?
En kan deze bevruchte eicel een eeneiige tweeling of een twee-eiige tweeling worden?
 
  Een jongen. De bevruchte eicel kan een eeneiige tweeling worden.
  Een jongen. De bevruchte eicel kan een twee-eiige tweeling worden.
  Een meisje. De bevruchte eicel kan een eeneiige tweeling worden.
  Een meisje. De bevruchte eicel kan een twee-eiige tweeling worden.

 
 
3  
Krijgt een jongetje het X-chromosoom van zijn moeder of van zijn vader?
En van wie van de ouders is het Y-chromosoom afkomstig?
 
  Het X-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen, het Y-chromosoom kan alleen van zijn vader komen.
  Het X-chromosoom kan alleen van zijn vader komen, het Y-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen.
  Het X-chromosoom kan zowel van zijn moeder als van zijn vader komen, het Y-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen.
  Het X-chromosoom kan zowel van zijn moeder als van zijn vader komen, het Y-chromosoom kan alleen van zijn vader komen.

 
 
4  
Bevat een onbevruchte eicel geslachtschromosomen?
Zo ja, hoeveel?
En bevat het ook nog andere chromosomen?
 
  Nee, een onbevruchte eicel bevat geen geslachtschromosomen en geen andere chromosomen.
  Ja, een onbevruchte eicel bevat één geslachtschromosoom en ook andere chromosomen.
  Ja, een onbevruchte eicel bevat één geslachtschromosoom maar geen andere chromosomen.
  Ja, een onbevruchte eicel bevat twee geslachtschromosomen en ook andere chromosomen.

 

5
Een plant heeft een bepaalde eigenschap bijvoorbeeld haren op de bladeren. Het genotype voor een deze eigenschap wordt met de volgende letters weergegeven: Gg.
 
Wat was het genotype van de eicel en de stuifmeelkorrels waaruit deze plant is ontstaan?
 
   g en g
   G en g
   Gg en Gg
   GG en gg

 
6   
Rioolratten en mensen zijn zoogdieren. De bouw van de kern van een cel is bij alle zoogdieren in principe gelijk. Van een rioolrat bevatten bepaalde cellen per kern 21 verschillende chromosomen.
 
Gaat het hier dan om lichaamscellen of om voortplantingscellen?
Zijn deze cellen ontstaan door meiose of door mitose?
 
  Het zijn lichaamscellen, ze zijn ontstaan door mitose.
  Het zijn lichaamscellen, ze zijn ontstaan door meiose.
  Het zijn voortplantingscellen, ze zijn ontstaan door mitose.
  Het zijn voortplantingscellen, ze zijn ontstaan door meiose.
 

 
 
7   
Bij mensen is de eigenschap bruine ogen dominant over dat van blauwe ogen.
Sven heeft blauwe ogen maar hij weet niet welke kleur ogen zijn ouders hebben.
 
Kan Sven heterozygoot zijn voor de oogkleur?
En kunnen zijn ouders bruine ogen hebben?
 
  Ja, Sven kan heterozygoot zijn. Ja, één van de ouders kan blauwe ogen hebben.
  Ja, Sven kan heterozygoot zijn. Nee, beide ouders moeten zelf ook blauwe ogen hebben.
  Nee, Sven kan niet heterozygoot zijn. Ja, beide ouders kunnen bruine ogen hebben.
  Nee, Sven kan niet heterozygoot zijn. Nee, beide ouders moeten zelf ook blauwe ogen hebben.

 
 
8   
Bij mensen wordt de oogkleur erfelijk bepaald. Het gen voor bruine ogen is dominant over dat voor blauwe ogen. Uit een bevruchte eicel ontstaat een eeneiige tweeling: Judith en Kyra. Judith heeft blauwe ogen, terwijl beide ouders bruine ogen hebben.
 
Hoe groot is de kans dat Kyra ook blauwe ogen heeft?
 
  25%.
  50%.
  75%.
  100%.

 
 
9
Bij fruitvliegjes komen individuen voor met normale vleugels en met korte vleugels. Een vliegje met normale vleugels wordt gekruist met een vliegje met korte vleugels. Alle 100 nakomelingen hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.
 
Hoeveel van procent van deze nakomelingen is heterozygoot?
 
  25%
  50%
  75%
  100%

 

10 
Bij honden is het gen voor sluik haar (a) recessief. Krullend haar (A) is dominant.
Iemand wil zoveel mogelijk honden fokken met sluik haar.
 
Bij welke kruising is de kans op jongen met sluik haar dan het grootst?
 
  Aa x aa
  Aa x Aa
  AA x aa
  AA x Aa

 
 
11  
De meeste mensen kunnen met hun tong een gootje maken. Wanneer iemand dit kan, is hij of zij in het bezit van een dominant gen. Een vrouw, die in verwachting is van een kind, kan wel een gootje maken met haar tong en is heterozygoot voor deze eigenschap. De aanstaande vader kan geen gootje maken met zijn tong.
 
Wat zijn de kansen dat het kind het na de geboorte wel kan?
 
  0%
  25%
  33,3%
  50%

 
 
12  
Bij welk van onderstaande genotypen wordt een organisme voorgesteld dat voor een eigenschap homozygoot recessief is?
 
  rr
  Rr
  RR
  Geen van bovenstaande antwoorden.
 
 
 
13  
Na de geboorte wordt bij pasgeboren baby's wat bloed afgenomen. Dit heet de hielprik. Het bloed wordt onderzocht op het voorkomen van een erfelijke stofwisselingsziekte, zoals PKU. Als er PKU geconstateerd wordt, zal het kind een speciaal dieet krijgen. Beide ouders van een kind met PKU hebben zelf geen PKU maar willen wel nog een kind.
 
Wat is de kans dat hun volgende kind ook PKU zal krijgen?
 
  0%
  25%
  50%
  100%
 

 
 
14  
Twee kangoeroes paren met elkaar (zie afbeelding). Onder de jongen komen enkele erfelijke afwijkingen voor. Ze blijken later onvruchtbaar te zijn.
 
Kwam de erfelijke afwijking tot stand door een gen dat dominant is of door een gen dat recessief is?
En zijn heterozygote jongen dan vruchtbaar of zijn ze onvruchtbaar?
 
  Door een dominant gen. De jongen zijn vruchtbaar.
  Door een dominant gen. De jongen zijn onvruchtbaar.
  Door een recessief gen. De jongen zijn vruchtbaar.
  Door een recessief gen. De jongen zijn onvruchtbaar.
 
 
15  
De vinnen van een goudvis, een haai en een walvis worden met elkaar vergeleken.
 
Welke van deze vinnen komen wat betreft hun bouw het dichtst bij elkaar in de buurt?
 
  De vinnen van de goudvis en die van de haai.
  De vinnen van de goudvis en die van de walvis.
  De vinnen van de haai en die van de walvis.
  Geen enkel van de genoemde vinnen zijn qua bouw met elkaar te vergelijken.
 
 
16 
Welke van de volgende organen kun je rudimentair noemen?
 
  De blinde darm van een mens.
  De kringspieren in de slokdarm.
  De staartwervels van een mens.
  De vleugels van een vleermuis.
 
 
 
17   
Hieronder staan enkele delen van organismen genoemd.
 
(1)   de botresten van de heupbeenderen bij een walvis;
(2)   de vleugels van een pinguïn;
(3)   het wormvormig aanhangsel bij de darmen van een mens.
 
Welke van deze delen zijn rudimentair te noemen?
 
  Alleen (1).
  Alleen (1) en (2).
  Alleen (2) en (3).
  (1), (2) en (3).

 
18   
Bij een onderzoek worden de achterpoten van een haas, een kameel en een kangoeroe met elkaar vergeleken.
 
Kunnen de achterpoten van deze dieren met elkaar vergelijken worden, wanneer je naar de functie kijkt?
Zo ja, welke achterpoten lijken voor wat betreft hun functie dan het meest op elkaar?
 
  Ja, die van de haas en die van de kameel.
  Ja, die van de haas en die van de kangoeroe.
  Ja, die van de kameel en die van de kangoeroe.
  Nee, er is geen vergelijking te maken als je naar de functie van de achterpoten kijkt.
 
 
19   
Drie vogels worden met elkaar vergeleken:
een eend, een merel en een zwaan. Hun poten worden met elkaar vergeleken en onderzocht op hun bouw en hun functie. In de afbeelding hiernaast zie je de poten van een (zwarte) zwaan.
 
Kan een onderzoeker uit het onderzoek afleiden dat er een zekere verwantschap tussen de vogels bestaat?
Zo ja, welke vogels zijn dan het meest verwant aan elkaar?
 
  Ja, de eend en de merel.
  Ja, de eend en de zwaan.
  Ja. de merel en de zwaan.
  Nee, uit het onderzoek kan niet afgeleid worden dat er een verwachtschap tussen de vogels is.
 
 
20
Door fossielen van een soort dinosaurus en een soort vogel te bestuderen, zijn wetenschappers er achter gekomen dat
 
(1)  beide soorten veren hadden.
(2)  beide soorten een constante lichaamstemperatuur hadden.
 
Door welke overeenkomst lijkt het aannemelijk dat vogels van dinosaurussen afstammen?
 
 Alleen overeenkomst (1).
  Alleen overeenkomst (2).
  De overeenkomsten (1) en (2).
  Geen van genoemde overeenkomsten maakt het aannemelijk dat vogels van dinosaurussen afstammen.
 
 
 
 
21
Wat is de beste omschrijving van 'natuurlijke selectie'?
 
Natuurlijke selectie is het verschijnsel waarbij ...
 
  ... verschillende populaties van een soort zich in geïsoleerde gebieden ontwikkelen.
  ... verwante soorten door aanpassingen aan het milieu verschillen gaan vertonen.
  ... individuen van een populatie met een betere aanpassing aan het milieu een grotere overlevingskans hebben.
  ... individuen van een populatie van de ene soort samen met individuen van een populatie van een andere soort nakomelingen kan krijgen.

 

22
Bij het ontstaan van fossielen zijn er een aantal gebeurtenissen te noemen:
 
(1)  Door aardverschuivingen komen aardlagen anders ten opzichte van elkaar te liggen.
(2)  Zachte delen van het dode organisme verteren.
(3)  Skeletdelen of de afdrukken daarvan veranderen in steen.
(4)  Klei en zand bedekken het skelet.
(5)  Een organisme sterft en zakt naar de bodem van de zee.
(6)  De bodem waarin het skelet zit, wordt stevig in elkaar gedrukt.
(7)  De aardlaag slijt af en het fossiel komt aan de oppervlakte.
 
Wat is de juiste volgorde waarin deze gebeurtenissen plaatsvinden?
 
  (5) - (2) - (1) - (6) - (7) - (4) - (3).
  (5) - (2) - (4) - (6) - (3) - (1) - (7).
  (5) - (2) - (3) - (4) - (1) - (6) - (7).
  (5) - (2) - (6) - (7) - (3) - (4) - (6).

 

23
Er wordt onderzoek gedaan bij twee gevonden fossielen. Het ene fossiel is van een skelet van knaagdier, het andere van een reuzenschorpioen.
 
Welke van genoemde organismen had de beste kans om fossiel te worden?
 
  Het knaagdier dat lang aan de oppervlakte blijft liggen.
  Het knaagdier dat onder allerlei lagen afgesloten wordt van lucht.
  De reuzenschorpioen die lang aan de oppervlakte blijft liggen.
  De reuzenschorpioen die onder allerlei lagen afgesloten wordt van lucht.

 

24
De kans op het ontstaan van fossielen is niet altijd even groot.
 
Onder welke omstandigheden is de kans wel het grootst?
 
  Als organismen na hun dood door sedimenten worden afgedekt.
  Als organismen in zoet water sterven.
  Als organismen in zeewater sterven.
  Als organismen na hun dood in humus terecht komen.

 

25
Karin zegt dat fossielen van eencellige planten in oude aardlagen kunnen voorkomen.
Merel zegt dat fossielen van eencellige dieren in jonge aardlagen kunnen voorkomen.
Romy zegt dat fossielen van zoogdieren in jonge aardlagen kunnen voorkomen.
 
Wie hebben gelijk?
 
  Alleen Karin en Merel.
  Alleen Karin en Romy.
  Alleen Merel en Romy.
  Karin, Merel en Romy.
 
 

Je hebt punten gehaald.
Wat ik ervan vind:

| Begin pagina | Antwoorden |