Bloed  (herhaling begrippen)

 

bloedtransfusiezakken

Opdracht  Welk woord heb je nodig om de zin compleet te maken?
1  Bloedplasma bestaat voor 7% uit ______ . Eén daarvan is fibrinogeen.
2  In het bloedplasma bevinden zich veel regelende stoffen zoals hormonen en ______ .
3  Ook zitten er ______ in het bloedplasma. Deze eiwitten beschermen je tegen infecties.
4  Rode bloedcellen bevatten ______ dat gemakkelijk zuurstof opneemt en afgeeft.
5  Bloedcellen worden aangemaakt in ______ .
6  Rode bloedcellen kunnen niet lang leven. Dat komt omdat ze niet in het bezit zijn van een ______ .
7  Na afsterven worden rode bloedcellen in het rode beenmerg, de ______ en de lever afgebroken.
8  Daarbij komt ______ vrij, dat weer opnieuw gebruikt wordt bij de vorming van nieuwe rode bloedcellen.
9  Witte bloedcellen kenmerken zich doordat ze geen ______ hebben.
10  ______ bestaat voornamelijk uit dode witte bloedcellen die dode (en ook nog levende) bacteriën bevatten.
11  Bepaalde typen witte bloedcellen maakt ______ tegen ziekteverwekkers.
12  Net als rode bloedcellen, worden ook bepaalde witte bloedcellen gemaakt in het ______ .
13  Bij de ziekte ______ zijn er abnormaal veel witte bloedcellen die ook nog eens niet goed functioneren.
14  De afwijking waarbij er een tekort aan rode bloedcellen is, wordt ______ genoemd.
15  Bij de erfelijke ziekte ______ stolt het bloed niet goed.
16  Onder invloed van stoffen uit ______ verandert fibrinogeen in fibrine, dat een netwerk van draden vormt.
17  Koolstofdioxide wordt voornamelijk getransporteerd door ______ .
18  Van al het bloed bestaat ongeveer ______ uit vaste bloeddelen.
19  Van alle bloeddeeltjes zijn de ______ het zwaarst.
20  Een andere naam voor ______ is bloederziekte.
Je score is