Zenuwen en hormonen (herhaling begrippen)
model van een zenuwcel
Opdracht
Welk woord heb je nodig om de zin compleet te maken?
1
Reflexen in hoofd en ______ verlopen via de hersenstam.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
2
De hersenen, hersenstam en ______ zijn de delen van het centraal zenuwstelsel.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
3
Het ______ vormt een laag om een zenuw die bescherming geeft tegen beschadiging.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
4
Van alle zenuwcellen liggen alleen ______ in het centraal zenuwstelsel.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
5
In een zenuwknoop bevinden zich de ______ van gevoelszenuwcellen.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
6
Bij het uitvoeren van reflexen zijn de _______ nooit betrokken.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
7
Hormoonklieren hebben geen eigen afvoerbuis maar geven hun hormonen af aan het _______ .
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
8
Zowel de ______ als de schildklier regelen de groei.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
9
De ______ produceert hormonen die de werking van andere klieren beïnvloeden.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
10
Het hormoon ______ is met glucagon te vergelijken alleen werkt het nog sneller.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
11
De reservestof die in de lever en spieren kan worden opgeslagen is _______ .
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
12
Het glucosegehalte bij suikerpatiënten wordt verlaagd als er ______ in het bloed ingespoten wordt.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
13
Onder invloed van adrenaline wordt er ______ omgezet in glucose.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
14
Onder invloed van ______ ontstaan in zintuigcellen impulsen.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
15
Bij een reflex geleiden schakelcellen de impulsen direct door naar ______ .
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
16
Schildklierhormoon beïnvloedt de hoeveelheid ______ in de cellen.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
17
______ geleiden impulsen naar spijsverteringsklieren.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
18
Bij het ruggenmerg ligt de ______ in het midden.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
19
Bij de hersenen ligt de ______ in het buitenste gedeelte die schors genoemd wordt.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
20
De ______ zorgen voor de coördinatie van alle bewegingen.
???
ruggenmerg
hypofyse
insuline
glucagon
cellichamen
schakelcellen
glycogeen
bewegingszenuwcellen
gevoelszenuwcellen
verbranding
uitlopers
kleine hersenen
grote hersenen
zenuwen
hersenstam
impulsen
witte stof
grijze stof
prikkels
bloed
hoofd
bindweefsel
adrenaline
Je score is