O E F E N T O E T S      V E R T E R I N G S S T E L S E L
 
Meerkeuzevragen om te oefenen.
Niveau: 2 vmbo tl / havo / vwo - 4 mavo (vmbo tl)
Deze oefentoets kan voor 2 tl/h/v erg moeilijk zijn!
verteringsorganen

Klik voor het juiste antwoord in één van de hokjes. Er zijn 30 vragen; je kunt 30 punten halen.
Schrijf je antwoorden ergens op, als je ze achteraf per vraag wilt checken.
Ook heb je van je docent een wachtwoord nodig.


1
Wanneer het lichaam teveel glucose binnenkrijgt, wordt het omgezet in een reservestof die in de lever opgeslagen wordt.
 
Wat is de naam van deze reservestof?
En op welke plaats kan deze ook elders in het lichaam opgeslagen worden?
 
  Glycogeen; het wordt ook in de alvleesklier opgeslagen.
  Glycogeen; het wordt ook in de spieren opgeslagen.
  Vet; het wordt ook in de onderhuidse vetlaag opgeslagen.
  Vet, het wordt ook rondom de organen opgeslagen.

 
 
2
Bij de darmperistaltiek gaat het voedsel van orgaan naar orgaan en ondergaat verschillende bewerkingen.
 
Via welke nummers uit nevenstaande afbeelding gebeurt dit en in welke volgorde?
 
  Via 1 - 2 - 3 - 4 - 5.
  Via 1 - 3 - 4 - 2 - 5.
  Via 3 - 4 - 5 - 2.
  Via 3 - 5 - 2.
 
 
 
3
In de afbeelding hiernaast worden enkele verteringsorganen met nummers aangegeven.
 
Welk nummer geeft het orgaan aan dat water uit de voedselresten teruggehaald?
En welk orgaan doodt bacteriën die met het voedsel binnenkomen?
 
  Water wordt door orgaan 1 teruggehaald ; bacteriën worden gedood in orgaan 2.
  Water wordt door orgaan 1 teruggehaald ; bacteriën worden gedood in orgaan 5.
  Water wordt door orgaan 5 teruggehaald ; bacteriën worden gedood in orgaan 1.
  Water wordt door orgaan 5 teruggehaald ; bacteriën worden gedood in orgaan 2.
 
 
 
4
Welke voedingsstof kan in ons darmkanaal direct in het bloed worden opgenomen, zonder eerst te worden verteerd?
 
  Eiwit.
  Glucose.
  Vet.
  Zetmeel.
 
 
 
5
Is het nodig dat vetten door enzymen in verteringssappen verteerd moeten worden?
En zouten?
 
  Alleen vetten moeten verteerd worden
  Alleen zouten moeten verteerd worden.
  Zowel vetten als zouten moeten verteerd worden.
  Zowel vetten als zouten hoeven niet verteerd te worden.
 
 
 
6
Vier organen van de mens zijn: de slokdarm, de twaalfvingerige darm, de alvleesklier en de dunne darm.
 
Welk orgaan of welke organen produceren geen verteringssap?
 
  Alleen de slokdarm.
  De alvleesklier en de dunne darm.
  De slokdarm en de twaalfvingerige darm.
  De slokdarm, de twaalfvingerige darm en de dunne darm.
 
 
 
7
Over een verteringsorgaan wordt het volgende gezegd:
 
(1)   het orgaan bevat geen kringspieren ;
(2)   het orgaan produceert enzymen voor de vertering ;
(3)   in het orgaan komt geen voedsel ;
(4)   in het orgaan vindt geen vertering plaats.
 
Over welk verteringsorgaan gaat het hier?
 
  Over de alvleesklier.
  Over de dikke darm.
  Over de slokdarm.
  Over de twaalfvingerige darm.
 
 
 
8
Het verteringsstelsel in de onderbuik bestaat grotendeels uit de dunne darm en de dikke darm.
 
Vanuit welk van de genoemde darmen kunnen één of meerdere voedingsstoffen vanuit de voedselbrij in het bloed opgenomen worden?
 
  Alleen vanuit de dunne darm.
  Alleen vanuit de dikke darm.
  Zowel vanuit de dunne darm als vanuit de dikke darm.
  Niet vanuit de dikke darm en ook niet vanuit de dunne darm.
 
 
 
9
In ons lichaam is er veel voedsel dat niet verteerd wordt. Bacteriën die zich in het spijsverteringsstelsel bevinden, leven hiervan.
 
In welk orgaan van het verteringsstelsel kom je deze bacteriën voornamelijk tegen?
 
  In de maag.
  In de twaalfvingerige darm.
  In de dunne darm.
  In de dikke darm.
 
 
 
10
Verteringsklieren zijn organen die verteringssappen met enzymen produceren. Vier klieren in het lichaam van een mens zijn: een speekselklier, een maagwandklier, de alvleesklier en een darmsapklier.
 
In welk of welke van de genoemde klieren wordt een enzym of worden enzymen geproduceerd die koolhydraten kunnen verteren?
 
  Alleen in een speekselklier.
  Alleen in een speekselklier en in een maagwandklier.
  Alleen in de alvleesklier en in een darmsapklier.
  In een speekselklier, in de alvleesklier en in een darmsapklier.
 
 
 
11
Enkele verteringsorganen van een mens zijn de alvleesklier, de dunne darm en de maag.
 
Welk van deze organen produceert enzymen die zowel eiwitten als vetten kunnen verteren?
 
  Alleen de alvleesklier.
  Alleen de alvleesklier en de dunne darm.
  Alleen de dunne darm en de maag.
  De alvleesklier, de dunne darm en de maag.
 
 
 
12
Een konijn heeft een relatief lang darmkanaal en platte, gegroefde kiezen die horizontaal over elkaar schuiven.
 
Is een lang darmkanaal kenmerkend voor het feit dat konijnen herbivoren zijn?
En zijn de platte, gegroefde kiezen ook zo'n kenmerk?
 
  Alleen het lange darmkanaal.
  Zowel het lange  darmkanaal als de platte, gegroefde kiezen.
  Alleen de platte, gegroefde kiezen.
  Het zegt allebei niets over het feit dat konijnen herbivoren zijn.
 
 
 
13
Iemand kauwt op een stuk voedsel waarin zich de volgende voedingsstoffen bevinden: eiwitten, vetten en zetmeel
 
Welke voedingsstof wordt of welke voedingsstoffen worden in de mond al deels verteerd?
 
  Alleen eiwitten en vetten.
  Alleen eiwitten en zetmeel.
  Alleen vetten en zetmeel.
  Alleen zetmeel.
 
 
 
14
In de maag worden verschillende stoffen aan de voedselbrei afgegeven die een rol spelen bij de vertering.
 
Welke twee stoffen worden in de maag aan de voedselbrei afgegeven?
 
  Een enzym dat eiwitten verteert en gal.
  Een enzym dat eiwitten verteert en zoutzuur.
  Een enzym dat zetmeel verteert en zoutzuur.
  Een enzym dat zetmeel verteert en een enzym dat eiwitten verteert.
 
 
 
15
Gal is een vloeistof die voor het verteringsproces bijna onmisbaar is. Hieronder staan drie beweringen over gal:
 
(1)    Gal wordt aangemaakt in de lever.
(2)    Gal bevat enzymen voor de vertering van vetten.
(3)    Gal verdeelt grotere vetbolletjes in kleinere vetdruppeltjes.
 
Welke bewering is of welke beweringen zijn juist?
 
  Alleen (1) en (2) zijn juist.
  Alleen (1) en (3) zijn juist.
  Alleen (2) en (3) zijn juist.
  Alleen (3) is juist.
 
 
 
16
Een groot deel van de verteringsorganen bevatten spieren. Wanneer deze spieren zich samentrekken, spreken we van peristaltische bewegingen. Enkele verteringsorganen zijn de maag, de lever en de dikke darm. (Zie de afbeelding hiernaast.)
 
In welke van de genoemde organen komen peristaltische bewegingen voor?
 
  Alleen in de maag.
  Alleen in de maag en in de lever.
  Alleen in de lever en in de dikke darm.
  In de maag en in de dikke darm.
 
 
 
17
Darmvlokken zijn uitstulpingen van darmplooien. Enkele verteringsorganen van een mens zijn: de twaalfvingerige darm, de dunne darm en de dikke darm.
 
In welk van de genoemde organen kom je darmvlokken tegen?
 
  Alleen in de dunne darm.
  Alleen in de dikke darm.
  Zowel in de dunne darm als in de dikke darm.
  In de dunne darm, in de dikke darm en in de twaalfvingerige darm.
 
 
 
18
Wanneer het lichaam meer glucose krijgt dan het nodig heeft, kan het in een andere stof worden omgezet en opgeslagen.
 
In welk van de hieronder genoemde stoffen wordt glucose in het lichaam omgezet en opgeslagen?
 
  In cellulose.
  In glycogeen.
  In zetmeel.
  In zuurstof.
 
 
 
19
Tijdens de vertering worden stoffen uit verschillende organen toegevoegd aan de voedselbrij. In de twaalfvingerige darm komt een stof terecht die meehelpt bij de vertering van vetten en die van de lever afkomt.
 
Welke stof wordt hiermee bedoeld?
 
  Alcohol.
Een enzym.
Een hormoon.
Gal.
 
 
 
20
Iemand doet een onderzoek met een onbekend verteringssap. Tijdens het onderzoek blijkt dat het sap wel eiwitten kan afbreken maar geen vetten.
 
Welk verteringssap kan dit zijn?
 
  Dit kan alleen speeksel zijn.
  Dit kan alleen maagsap zijn.
  Dit kan alleen alvleessap zijn.
  Dit kan alleen darmsap zijn.
 
 
 
21
De zes voedingsstoffen voor de mens zijn: eiwitten, koolhydraten, vetten, vitaminen, water en zouten.
 
Welke van deze voedingsstoffen hoeven voor opname in het bloed niet verteerd te worden?
 
  Alleen eiwitten.
  Alleen koolhydraten en water.
  Alleen koolhydraten, water en zouten.
  Alleen vitaminen, water en zouten.
 
 
 
22
Insuline is stof die als een hormoon werkt. Als je kijkt naar hoe deze stof is opgebouwd, is het ook een eiwit te noemen. Mensen met een tekort aan insuline hebben diabetes (suikerziekte) en moeten dit tekort vaak aanvullen door zichzelf een injectie toe te dienen. Het hormoon komt dan rechtstreeks in de bloedbaan terecht. Insuline in tabletvorm helpt niet, omdat de eiwitten door als voedingsstoffen verteerd worden. De werkzame bestanddelen van het hormoon gaan daarmee verloren.
 
Door sappen uit welke spijsverteringsklieren zou insuline in tabletvorm dan verteerd worden?
 
  Alleen door sappen uit speekselklieren.
  Alleen door sappen uit maagsapklieren.
  Alleen door sappen uit maagsapklieren en uit de alvleesklier.
  Door sappen uit maagsapklieren, uit de alvleesklier en uit darmsapklieren.
 
 
 
23
Na het eten van groente en fruit moet er veel cellulose verteerd worden. Cellulose zit in de wanden van plantaardige cellen en het heeft de eigenschap dat het moeilijk verteerbaar is.
 
Waardoor wordt cellulose voor het grootste deel verteerd?
 
  Door maagsappen.
  Door enzymen uit dunne darmsap.
  Door enzymen uit dikke darmbacteriën.
  Door galsappen.
 
 
 
24
In een bepaalde deel van de darmen van een mens wordt er water uit de voedselbrij gehaald en 'teruggewonnen'. Bovendien kan er in dit deel geen vertering meer plaatsvinden.
 
Voor welk deel van de darmen geldt dit?
 
  Voor de slokdarm.
  Voor de maag.
  Voor de dunne darm.
  Voor de dikke darm.
 
 
 
25
Twee reageerbuizen (buis 1 en 2) staan bij een temperatuur van 15 graden Celsius. Twee andere buizen (buis 3 en 4) staan in een waterbad bij een temperatuur van 37 graden Celsius.
 
Buis (1) bevat een zetmeeloplossing + maagsap ;
Buis (2) bevat een zetmeeloplossing + speeksel ;
Buis (3) bevat een zetmeeloplossing + maagsap ;
Buis (4) bevat een zetmeeloplossing + speeksel .
 
In welke buis of in welke buizen wordt de zetmeel het beste verteerd?
 
  In buis (1).
  In buis (2).
  In buis (3).
  In buis (4).
 
 
 
26
Een leerling doet een proefje met een onbekende oplossing in een reageerbuis. Als hij er enkele druppeltjes Jodiumoplossing aan toevoegt, wordt de oplossing blauwe. Daarna doet hij er een beetje verse speeksel bij, roert het goed en verwarmt het enkele minuten bij een temperatuur van ongeveer 37 graden Celsius. Na enkele minuten verandert de kleur.
 
Waardoor verandert de kleur?
En wordt kleur in de reageerbuis lichter of wordt hij donkerder?
 
  In de onbekende oplossing zit zetmeel dat verteerd wordt. Daardoor wordt de kleur in de reageerbuis lichter.
  In de onbekende oplossing zit zetmeel dat verteerd wordt. Daardoor wordt de kleur in de reageerbuis donkerder.
  In het speeksel zitten koolhydraten. Daardoor wordt de kleur in de reageerbuis lichter.
  In het speeksel zitten koolhydraten. Daardoor wordt de kleur in de reageerbuis donkerder.
 
 
 
27
Dieren worden, wanneer je naar hun voedsel kijkt, ingedeeld bij een van de volgende groepen: alleseters, planteneters of vleeseters.
 
Bij welke groep hebben de dieren relatief genomen de kortste darmen?
 
  Bij de groep van de alleseters.
  Bij de groep van de vleeseters.
  Bij de groep van de planteneters.
  Bij geen van de genoemde groepen.
 
 
 
28
Het aantal vegetariërs in Nederland neemt de laatste jaren sterk toe. Ongeveer 6% eet op dit moment geen vlees. Bepaalde voedselbestanddelen van vlees zorgen voor de opbouw van het lichaam. Vegetariërs zullen deze bestanddelen dus via andere voedingsmiddelen moeten binnenkrijgen.
 
Om welke bestanddelen gaat het dan?
 
  Om eiwitten.
  Om koolhydraten.
  Om vitaminen.
  Om zouten.
 
 
 
29   
Zoals je hiernaast kunt zien, is de schijf van vijf onderverdeeld in vijf groepen.
 
Welke voedingsmiddelen worden volledig bij de groep van eiwitten ingedeeld?
 
Peulvruchten, kaas en kip.
Tofu, tomaten en vlees.
Sperziebonen, kaas en slagroom.
Graanproducten, vis en kip.
 
 
 
30
Welke voedingsstof kan er in het lichaam van de mens het eerst worden verteerd?
En in welk orgaan kan deze vertering het eerst plaatsvinden?
 
  Het eerst worden eiwitten verteerd; dit gebeurt in de maag.
  Het eerst worden eiwitten verteerd; dit gebeurt in de mond.
  Het eerst worden koolhydraten verteerd; dit gebeurt in de maag.
  Het eerst worden koolhydraten verteerd; dit gebeurt in de mond.
 


Je hebt punten gehaald.
Deze score is:

| Begin pagina | Antwoorden |