O E F E N T O E T S      Z E N U W E N    E N    H O R M O N E N
 
Meerkeuzevragen om te oefenen.
Niveau: 3 mavo (vmbo tl)
 
model van een zenuwcel

Klik voor het juiste antwoord in één van de hokjes. Er zijn 30 vragen; je kunt 30 punten halen.
Als je achteraf de antwoorden per vraag wilt checken, is het handig ze ook ergens op te schrijven.
Ook heb je van je docent een wachtwoord nodig.

1
Als mensen zich ergens met hun hand aan prikken, trekken ze vaak snel hun hand ervan af. Dit is het gevolg van een reflex. Bij deze reflex is een bepaald deel van het centrale zenuwstelsel betrokken.
 
Welk deel van het centrale zenuwstelsel is betrokken bij deze reflex?
 
    De grote hersenen.
    De hersenstam.
    De kleine hersenen.
    Het ruggenmerg.
 
 
2  
In de afbeelding hiernaast zijn delen van het centrale zenuwstelsel met nummers aangegeven:
(1)    grote hersenen
(2)    hersenstam
(3)    kleine hersenen
(4)    ruggenmerg
 
Iemand vouwt een papieren vliegtuigje.
Welke van de genoemde delen zijn hierbij betrokken?
 
    Alleen de delen 1 en 3
    Alleen de delen 1 en 2
    Alleen de delen 1, 2 en 4
    De delen 1, 2, 3 en 4
 
 
 
3  
In de afbeelding hiernaast zie je een deel van het centrale zenuwstelsel.
 
Welk deel van het centraal zenuwstelsel stelt dit voor?
En aan welke kant bevindt zich de buikzijde, A of B?

   Dit is een deel van de hersenen. De buikzijde bevindt zich bij A.
   Dit is een deel van de hersenen. De buikzijde bevindt zich bij B. 
   Dit is het ruggenmerg. De buikzijde bevindt zich bij A. 
   Dit is het ruggenmerg. De buikzijde bevindt zich bij B. 
 
4
Omdat in de huid verschillende kleine orgaantjes zitten, wordt de huid gezien als een orgaanstelsel. Bepaalde cellen in de huid ontvangen impulsen en in bepaalde cellen ontstaan impulsen. Enkele cellen in de huid zijn: spiercellen, cellen van een tastzintuigje en cellen in de wand van een haarvaatje.
 
In welke van de genoemde cellen komen impulsen uit het ruggenmerg aan?
 
    Alleen in spiercellen.
    Alleen in cellen van een tastzintuigje.
    In cellen in de wand van een haarvaatje en in spiercellen.
    In cellen van een tastzintuigje en cellen in de wand van een haarvaatje.

 
 
5  
In de afbeelding hiernaast zie je een deel van een uitloper van een zenuwcel (oranje). Eromheen zitten segmenten (lichtgeel).
 
Is er in de afbeelding een deel van een korte of van een lange uitloper te zien?
Waartoe dienen de segmenten om de uitlopers van zenuwcellen?
 
    Een deel van een korte uitloper; de segmenten geven stevigheid aan de zenuw.
    Een deel van een korte uitloper; de segmenten isoleren de uitlopers van elkaar.
    Een deel van een lange uitloper; de segmenten geven stevigheid aan de zenuw.
    Een deel van een lange uitloper; de segmenten isoleren de uitlopers van elkaar.
 
 
6   
In de afbeelding hiernaast opnieuw een deel van het centraal zenuwstelsel. Enkele delen zijn met cijfers aangegeven.
 
Met welk cijfer wordt de plaats aangegeven waar zich cellichamen van gevoelszenuwcellen bevinden?
En op welke plaats  bevinden zich de cellichamen van bewegingszenuwcellen?
 
    De cellichamen van gevoelszenuwcellen bevinden zich op plaats 1. Die van bewegingszenuwcellen op plaats 2.
    De cellichamen van gevoelszenuwcellen bevinden zich op plaats 2. Die van bewegingszenuwcellen op plaats 2.
    De cellichamen van gevoelszenuwcellen bevinden zich op plaats 1. Die van bewegingszenuwcellen op plaats 3.
    De cellichamen van gevoelszenuwcellen bevinden zich op plaats 2. Die van bewegingszenuwcellen op plaats 3.
 
 
7   
In de grote hersenen bevinden zich bewegingscentra en gevoelscentra. Bij de voetzoolreflex lijkt het alsof de tenen iets willen grijpen als er met een scherp voorwerp over de voetzool gekrast wordt.
 
Wordt een voetzoolreflex uitgevoerd als de bewegingscentra in de hersenen zijn uitgeschakeld?
En voelt iemand dan wel nog dat er onder zijn voeten gekrast wordt?
 
   Ja, de reflex wordt wel uitgevoerd. Er is wel gevoel in de voet.
   Ja, de reflex wordt wel uitgevoerd. Er is geen gevoel in de voet.
   Nee, de reflex wordt niet uitgevoerd. Er is wel gevoel in de voet.
   Nee, de reflex wordt niet uitgevoerd. Er is geen gevoel in de voet.
 
 
8
Reflexen dienen voor bescherming. Meestal helpt het erger voorkomen. De hersenen zelf zijn nooit betrokken bij reflexen. Een voorbeeld van een reflex is dat iemand met zijn ogen gaat knipperen als hij ergens van schrikt.
 
Welk deel van het centraal zenuwstelsel is betrokken bij de beschreven reflex?
En hoe ziet de reflexboog bij deze schrikreactie eruit?
 
    Het ruggenmerg. Reflexboog: netvlies in het oog - bewegingszenuwcel - schakelcel in het ruggenmerg - gevoelszenuwcel - ooglidspiertje
    Het ruggenmerg. Reflexboog: netvlies in het oog - gevoelszenuwcel - schakelcel in het ruggenmerg -  bewegingszenuwcel - ooglidspiertje
    Het verlengde merg (hersenstam). Reflexboog: netvlies in het oog - bewegingszenuwcel - schakelcel in het verlengde merg - gevoelszenuwcel - ooglidspiertje
    Het verlengde merg (hersenstam). Reflexboog: netvlies in het oog - gevoelszenuwcel - schakelcel in het verlengde merg - bewegingszenuwcel - ooglidspiertje
 
 
9   
Bij kou krijgen mensen vaak een bleke huid. Dit komt doordat de bloedvaatjes nauwer worden en er minder bloed door de huis stroomt. De kleine spiervezels in de bloedvaten die deze vernauwing veroorzaken, krijgen vanuit de hersenen impulsen om zich samen te trekken. Ze zijn verbonden met een zenuwcel die in directe verbinding staat met een deel van het centrale zenuwstelsel.
 
Welk deel van het centrale zenuwstelsel wordt hier bedoeld?
En welk type zenuwcel geleidt de impuls van het centrale zenuwstelsel naar de spiervezel?
 
    De grote hersenen. De geleiding vindt plaats via een bewegingszenuw.
    De grote hersenen. De geleiding vindt plaats via een gevoelszenuw.
    Het ruggenmerg. De geleiding vindt plaats via een bewegingszenuw.
    Het ruggenmerg. De geleiding vindt plaats via een schakelcel.
 
 
10 
In de afbeelding hiernaast zie je enkele wervels. Door de wervels loopt het ruggenmerg. Daarvandaan zie je drie ruggenmergzenuwen als aftakkingen.
 
Welk type of welke typen zenuwcellen kun je in de ruggenmergzenuwen aantreffen?
 
    Alleen schakelcellen.
    Alleen bewegingszenuwcellen.
    Alleen schakelcellen en bewegingszenuwcellen.
    Alleen gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen.
 
 
11  
Wanneer kinderen zindelijk worden, hebben zij geleerd om hun ontlasting op te houden. Ontlasting ophouden gebeurt door het constant aanspannen van kringspieren. Deze spieren krijgen impulsen vanuit het centraal zenuwstelsel.
 
Verlopen deze impulsen via schakelcellen?
En worden deze impulsen via bewegingszenuwcellen of via gevoelszenuwcellen naar de kringspieren geleid?
 
    Ja, ze verlopen via schakelcellen. De impulsen worden via bewegingszenuwcellen geleid.
    Ja, ze verlopen via schakelcellen. De impulsen worden via gevoelszenuwcellen geleid.
    Nee, ze verlopen niet via schakelcellen. De impulsen worden via bewegingszenuwcellen geleid.
    Nee, ze verlopen niet via schakelcellen. De impulsen worden via gevoelszenuwcellen geleid.
 
 
12  
Door afwijkingen in de hormoonproductie kunnen mensen problemen krijgen met de groei of met de vetverbranding. Zo hoeft iemand helemaal niet zo veel te eten om toch dik te worden terwijl deze persoon voldoende beweegt of sport. Andere verschijnselen van een verstoorde hormoonhuishouding zijn: snel moe worden, snel geïrriteerd raken, uitpuilende ogen. Bij het voorkómen van een struma (schildkliervergroting of krop) kwam men in Nederland al snel met een oplossing; door toevoeging van bepaalde zouten in brood kon het orgaan dat hiervan afhankelijk was, normaal blijven functioneren. Tegenwoordig is een gebrek aan deze zouten in veel derdewereldlanden nog steeds een oorzaak voor problemen met de schildklier.
 
Welke zouten zijn er voor een goed werking van de schilklier nodig?
 
    Calciumzouten.
    Jodiumzouten.
    IJzerzouten.
    Keukenzout.
 
 
13  
Iemand die gedurende een lange tijd veel alcohol drinkt, kan de ziekte van Korsakov krijgen. Bij deze ziekte treedt er dramatisch geheugenverlies op, soms al op zeer jonge leeftijd.
 
Welk deel van het zenuwstelsel wordt door de alcohol aangetast?
 
    De grote hersenen.
    De kleine hersenen.
    De hersenstam.
    Het ruggenmerg.
 
 
14  
Proeven doe je met je tong, zien met je ogen. De organen die prikkels opvangen en omzetten in impulsen, worden zintuigen genoemd. Alle impulsen bereiken een deel van het centrale zenuwstelsel waardoor er bewustwording optreedt.
 
In welk deel van het centrale zenuwstelsel vindt de bewustwording plaats?
 
    In de grote hersenen.
    In de kleine hersenen.
    In de hersenstam.
    In het ruggenmerg.
 
 
15
De hypofyse is ene hormoonklier dat onder andere de groei regelt. Ook beïnvloedt het andere hormoonklieren. Bij vruchtbare vrouwen vindt ongeveer elke maand rijping van follikels in de eierstokken plaats en ook een ovulatie.
 
Welke hormoonklier regelt de rijping van follikels in de eierstokken?
En welke hormoonklier regelt de ovulatie?
 
    De hypofyse regelt beide processen.
    De hypofyse regelt de rijping van follikels, de eierstokken regelen de ovulatie.
    De eierstokken regelen de rijping van follikels, de hypofyse regelt de ovulatie.
    De eierstokken regelen beide processen.
 
 
16
De groei van het lichaam wordt gereguleerd door een hormoon.
 
Op welke plaats wordt het hormoon gemaakt dat de groei regelt?
 
    In de bijnieren.
    In de eierstokken of de teelballen.
    In de eilandjes van Langerhans.
    In de hypofyse.
 
 
17   
Een bepaald hormoon zorgt ervoor dat de hoeveelheid glucose in het bloed toeneemt en een ander hormoon zorgt ervoor dat de hoeveelheid glucose in het bloed afneemt. Beide hormonen worden op dezelfde plaats gemaakt.
 
Met welk nummer in de afbeelding hiernaast wordt de plaats aangegeven waar beide hormonen gemaakt worden?
 
    Met nummer 1.
    Met nummer 2.
    Met nummer 3.
    Met nummer 4.
    Met nummer 5.
 
 
18
In de afbeelding hiernaast is een deel van de nek en enkele inwendige organen zichtbaar.
 
Welke hormoonklier is er op de afbeelding te zien?
En welke belangrijke stof heeft deze hormoonklier voor een goede werking nodig?
 
    De schildklier; voor een goede werking heeft deze glucose nodig.
    De schildklier; voor een goede werking heeft deze jood nodig.
    Een speekselklier; voor een goede werking heeft deze fluor nodig.
    Een speekselklier; voor een goede werking heeft deze glucose nodig.

 
 
19   
Sarah moet een presentatie voor de klas houden. Ze is nogal zenuwachtig. Haar ademhaling gaat sneller dan normaal en ze voelt haar hart in de keel kloppen. Haar presentatie gaat over de werking van hormonen.
 
Welk hormoon veroorzaakt bij Sarah de genoemde verschijnselen?
 
    Adrenaline.
    Glucagon.
    Insuline.
    Schildklierhormoon
 
 
20 
Het strottenhoofd (zie afbeelding) groeit bij jongens in de puberteit harder dan bij meisjes die in de puberteit zijn.
 
Waardoor wordt dit verschil veroorzaakt?
 
    Doordat de mannelijke geslachtshormonen de groei van het strottenhoofd stimuleert.
    Doordat de mannelijke geslachtshormonen de groei van de organen remt, maar niet de groei van het strottenhoofd.
    Doordat de vrouwelijke geslachtshormonen de groei van het strottenhoofd remt.
    Doordat jongens en mannen een lagere stem hebben dan meisjes en vrouwen.
 
 
21  
De pil is een veelgebruikt anticonceptiemiddel. In de anticonceptiepil zitten hormonen die de ovulatie verhinderen.
 
In welke van de genoemde organen komen de hormonen van een anticonceptiepil terecht?
 
    Alleen in de eierstokken.
    Alleen in de hypofyse.
    Alleen in de hormoonklieren.
    In alle organen van het lichaam.
 
 
22  
Door welk orgaan wordt adrenaline aangemaakt?
 
    Door de alvleesklier.
    Door een bijnier.
    Door de hypofyse.
    Door de schilklier.
 
 
23
Het menselijk lichaam beschouwt alcohol als  een brandstof. Het levert net zoveel energie als dat er zou ontstaan bij de verbranding van glucose. Als het lichaam alcohol te verwerken heeft, wordt een deel van de aanwezige glucose niet voor de verbranding gebruikt. Stoffen die niet gebruikt worden, kunnen door het lichaam uitgescheiden worden. Ook kunnen ze tijdelijk als reservestof worden opgeslagen. Bekende opslagplaatsen zijn de lever en de spieren.
 
Wordt de glucose die niet voor de verbranding wordt gebruikt, uitgescheiden?
En wordt deze glucose in de vorm van een reservestof opgeslagen?
 
    Ja, alle glucose wordt uitgescheiden en er wordt niets in de vorm van een reservestof opgeslagen.
    Ja, een deel van deze glucose wordt uitgescheiden en een deel wordt in de vorm van een reservestof opgeslagen.
    Nee, deze glucose wordt niet uitgescheiden maar helemaal in de vorm van een reservestof opgeslagen.
    Nee, deze glucose wordt niet uitgescheiden en wordt ook niet in de vorm van een reservestof opgeslagen.
 
 
24  
Patiënten met diabetes, hebben een tekort aan een bepaald hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt. Daardoor stijgt het glucosegehalte in het bloed en kan bewusteloosheid optreden.
 
Welk hormoon zorgt ervoor dat de bloedsuikerspiegel niet te hoog wordt?
 
    Groeihormoon.
    Glucagon.
    Insuline.
    Schildklierhormoon.
 
 
25  
Bij een geslachtsrijpe vrouw worden enkele bloedvaten met elkaar vergeleken op de aanwezigheid van geslachtshormonen. Het gaat om de volgende bloedvaten:
 
(1)    een ader van een eierstok
(2)    een ader van de hypofyse
(3)    een slagader van de baarmoeder
(4)    een slagader van een eierstok
 
In welk bloedvat of in welke bloedvaten kun je geslachtshormonen aantreffen?
 
    Alleen in (1).
    Alleen in (1) en (2).
    Alleen in (3) en (4).
    In alle vier de bloedvaten kun je geslachtshormonen aantreffen.
 
 
26   
Een proefpersoon eet 's ochtends geen ontbijt en drinkt of eet de eerste drie uren erna niets. Na drie uur treedt er bij deze persoon een concentratieverlies op.
 
Vanuit welk van onderstaande organen komt er bij deze proefpersoon extra glucose in het bloed terecht?
 
    Vanuit de alvleesklier.
    Vanuit de dunne darm.
    Vanuit de lever.
    Vanuit de maag.
 
 
27   
Veel jonge diabetespatiënten kunnen een redelijk constant leven leiden als zij de voedingsadviezen opvolgen. Soms is het alleen nodig om extra insuline bij zichzelf in te spuiten. Wanneer de adviezen niet opgevolgd worden, het inspuiten van insuline achterwege blijft én er een buitengewone inspanning verricht moet worden, kan iemand duizelig worden of zelfs buiten bewustzijn raken. In het laatste geval moet een arts via een spuit glucagon toedienen.
 
Welk van de onderstaande effecten treedt bij toediening van glucagon dan op?
 
    Het glucosegehalte neemt af.
    Het glucosegehalte neemt toe.
    Het insulinegehalte neemt af.
    Het insulinegehalte neemt toe.
 
 
28   
Bovenop de beide nieren zitten de bijnieren. Dit zijn hormoonklieren die hormonen produceren die de stofwisseling beïnvloeden.
 
Via welk type afvoerbuis verlaten deze hormonen de bijnieren?
 
    Via de darmen.
    Via de urineleiders.
    Via een ader.
    Via een slagader.
 
 
29   
Bij flinke schrik kan iemand het gevoel krijgen dat 'de haren rechtovereind gaan staan'. Feitelijk wordt het gevoel veroorzaakt doordat de haarvaatjes in de hoofdhuid plotseling wijder worden. Dit heeft tot gevolg dat er snel meer bloed met glucose naar allerlei delen van het lichaam stroomt. Ook in de huid. Het wijder worden van de haarvaten wordt veroorzaakt door een hormoon.
 
Op welke plaats wordt dit hormoon aangemaakt?
 
    In de bijnieren.
    In de geslachtsklieren.
    In de eilandjes van Langerhans.
    In de schildklier.
 
 
30 
In het lichaam van veel organismen vindt regeling via hormonen en via impulsen plaats. De grootste verschillen tussen deze twee manieren zijn de snelheid waarmee de regeling tot stand komt en hoelang het duurt.
 
Via welke manier komt de regeling het snelst tot stand?
En via welke manier duurt de regeling het langst?

    Het snelst en het langst via hormonen.
    Het snelst en het langst via impulsen.
    Het snelst via hormonen, het langst via impulsen.
    Het snelst via impulsen, het langst via hormonen.


Je hebt punten gehaald.
Het resultaat is:

| Begin pagina | Antwoorden |