Opbouw en afbraak  (herhaling begrippen)

 

 

 

 

aardappels groeien dankzij fotosynthese

Opdracht  Welk woord heb je nodig om de zin compleet te maken?
1  ______ zijn speciale eiwitten die reacties kunnen versnellen zonder daarbij zelf verbruikt te worden.
2  De langzame verbranding wordt ook wel ______ genoemd.
3  Voor de fotosynthese zijn naast licht ook water en ______ nodig.
4  Een plant maakt met behulp van glucose allerlei andere ______ stoffen.
5  Bij ______ wordt uit anorganische stoffen een energierijke, organische stof gemaakt.
6  ______ stoffen komen voor in organismen maar ook in de levenloze natuur.
7  Wanneer bepaalde enzymen alleen maar geschikt zijn voor één soort reactie, dan werken ze ______ .
8  Enzymen zijn afhankelijk van een aantal factoren, vooral de ______ en de zuurgraad.
9  De grondstofwisseling is afhankelijk van het geslacht, de leeftijd en de ______ .
10  Om plantaardige eiwitten te vormen, heeft een plant naast glucose ook nog ______ nodig.
11  De hoeveelheid ______ wordt uitgedrukt in kilojoule (kJ).
12  Bij de ______ verlopen alle processen in een organisme op z'n best.
13  Bij de ______ wordt energie vastgelegd in een brandstof die glucose genoemd wordt.
14  De wanden van plantencellen zijn opgebouwd uit ______ .
15  Een andere naam voor het omzetten van allerlei stoffen binnen een organisme is ______ .
16  Een bepaalde hoeveelheid glucose die na de fotosynthese niet direct nodig is, wordt omgezet in ______ .
17  Koolstofdioxide komt de bladeren binnen via ______ .
18  Bij de verbranding ontstaan naast energie ook twee ______ .
19  Bij ______ worden energierijke, organische stoffen omgezet in in anorganische stoffen.
20  De fotosynthese vindt in de ______ van plantencellen plaats.
Je score is