Inwendig- / uitwendig milieu
enkele organen
1 Vocht tussen de cellen behoort toe tot het ______ milieu.
3 Wanneer het glucosegehalte in het bloed te hoog wordt, produceert de ______ insuline.
4 Lucht in de longblaasjes wordt tot het ______ gerekend.
5 In het gele beenmerg worden ______ opgeslagen.
7 De eilandjes van Langerhans bevinden zich in de ______ .
8 Darmen zijn _____ uitscheidingsorganen.
9 Een doorgeslikt tomatenzaadje wordt niet verteerd. Het komt dus niet in het ______ milieu.
10 Vet onder de huid bevindt zich in het ______ milieu.
11 Werkzame stoffen in medicijnen worden getransporteerd via het ______ milieu.
12 Koolstofdioxide verlaat het inwendige milieu via de ______ .
13 Nieren scheiden voornamelijk ______ en overtollige zouten uit.
14 Vitamines kunnen ______ worden opgeslagen in het lichaam.
15 Glycogeen is gevormd uit een andere stof, namelijk ______ .
16 Zuurstof in het bloed bevindt zich in het ______ milieu.
17 Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en in de _____ .
18 Organen kunnen stoffen afgeven om het tekort in het ______ milieu aan te vullen.
19 Bij uitscheiding worden stoffen aan het ______ milieu onttrokken en uit het lichaam verwijderd.
20 In de afbeelding bovenaan zie je ______ uitscheidingsorgaan / -organen.