Home     Examen algemeen     Examenvragen maken tips     Examenprogramma     Examenvragen oefenen     Examens door de jaren

Niveau: 4 VMBO
600    Open oefenvragen ; alle thema's door elkaar heen
 
Vragen 1 – 50
1     Planten met bladgroen produceren in het licht organische stoffen. Juist / onjuist
2     Planten met bladgroen gebruiken in het licht anorganische stoffen. Juist / onjuist
3     Neemt het zuurstofgehalte van de lucht toe als je paddenstoelen in een afgesloten bakje met lucht plaatst?
4     Als je grasplanten of insecten in dat bakje plaatst, neemt het zuurstofgehalte dan toe?
5     In welk bloedvat pompt de rechter kamer bloed?
6     Is dit bloed zuurstofrijk of zuurstofarm?
7     Welke vorm hebben rode bloedcellen?
8     Wat zijn de twee taken van witte bloedcellen?
9     Tussen welke organen is de poortader een verbinding?
10    Welke bloedcellen kunnen de haarvaten verlaten?
11    Welke weg legt het bloed af, als het stroomt van de nieren naar de longen?
12    Ontstaat er in een groen blad in het licht koolstofdioxide?
13    Van welk bloedvat is de nierslagader een vertakking?
14    Noem een hormoonklier in het hoofd.
15    Door welke delen van het centrale zenuwstelsel kan een reflexbaan verlopen?
16    Welke van de volgende hormoonklieren ligt onder het middenrif: bijnieren, eilandjes van Langerhans, schildklier?
17    Waar vindt de eerste deling van de bevruchte eicel plaats?
18    Met welk soort organen haalt een vlieg adem?
19    In een luchtdicht afgesloten bakje dat gevuld is met lucht worden op natte watten erwten gelegd. Kiemen deze erwten?
20    Bevat het hoornvlies van het oog bloedvaten?
21    Van welk vlies is het hoornvlies een deel?
22    In welk deel van het oog bevinden zich spieren voor het vergroten en verkleinen van de pupil?
23    Welke klieren maken enzymen voor de vertering van eiwitten?
24    Als een diersoort een relatief lang darmkanaal bezit, heeft het dan knobbelkiezen, knipkiezen of plooikiezen?
25    In welk deel van het darmkanaal mondt de afvoerbuis van de alvleesklier uit?
26    Gal bevat enzymen voor de vetvertering. Juist / onjuist
27    Maagsap verteert zetmeel. Juist / onjuist
28    Door de wand van een longblaasje vindt gaswisseling plaats. Juist / onjuist
29    In een spiervezel vindt gaswisseling plaats. Juist / onjuist
30    Is een haarvat naar een longblaasje een vertakking van een slagader of van een ader?
31    Bevat dit haarvat zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
32    Hoe kun je koolstofdioxide aantonen?
33    Ontstaat er koolstofdioxide bij de fotosynthese?
34    In welke huidlaag of huidlagen bevinden zich bloedvaten?
35    In welke huidlaag wordt pigment gevormd?
36    Wat gebeurt er met de bloedvaten in de huid als je van een warme in een koude ruimte komt?
37    Wat gebeurt er het eerst: de bevruchting of de groei van een stuifmeelbuis?
38    Wat gebeurt er het eerst: bevruchting of bestuiving?
39    Waaraan kun je zien dat rogge windbloemen heeft?
40    Waar vindt de innesteling plaats nadat de eicel bevrucht is?
41    Er zijn bloemen die geen meeldraden hebben maar wel stampers. Welk type voortplantingscellen maken deze bloemen?
42    Zijn deze bloemen eenslachtig of tweeslachtig?
43    Kunnen deze bloemen bestoven worden?
44    De eicel bevat meer chromosomen dan de spermacel. Juist / onjuist
45    De eicel bevat meer reservevoedsel dan de spermacel. Juist / onjuist
46    X en Y zijn de geslachtschromosomen. Juist / onjuist
47    Als een zygote (=bevruchte eicel) XY bevat, dan ontstaat er een meisje / jongen.
48    Een spiercel van een mannetjesmuis bevat 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft een spermacel van deze muis?
49    Hoeveel chromosomen zitten er in een huidcel van deze man?
50    De kernen van een cel van een kroonblad van een bepaalde plantensoort bevatten 24 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat een stuifmeelkorrel van deze plant?
 
 
Antwoorden 1 – 50
1    juist
2    juist
3    nee neemt niet toe
4    nee
5    longslagader
6    zuurstofrijk
7    rond met deukje in het midden
8    afweer tegen ziekteverwekkers en opruimen van dode celresten.
9    de alvleesklier en de lever
10   witte bloedcellen
11   nierader – onderste holle ader – rechterboezem – rechterkamer – longslagader – longen.
12   nee
13   aorta
14   hypofyse
15   ruggenmerg
16   alles behalve schildklier
17   eileider
18   met tracheeën
19   ja
20   nee
21   harde oogvlies
22   achterste oog kamer
23   maagsapklier
24   ja
25   12 vingerige darm
26   onjuist
27   onjuist
28   juist
29   juist
30   slagader
31   zuurstofarm
32   met helder kalkwater
33   nee
34   lederhuid
35   opperhuid
36   worden groter
37   groei van stuifmeelbuis
38   bestuiving
39   de meeldraden hangen ver uit de bloem
40   baarmoederslijmvlies
41   zaadbeginsels
42   eenslachtig
43   ja
44   onjuist
45   juist
46   juist
47   jongen
48   23 chromosomen
49   46 chromosomen
50   12 chromosomen
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 51 – 100
51    Bij welk orgaanstelsel horen de bijnieren?
52    Wat is de naam van de transportbuizen in planten?
53    Noem een functie van de wortels van planten.
54    Hoe heet de reservestof die in de lever en in de spieren opgeslagen kan worden?
55    Geef de naam van het hormoon dat de stofwisseling in het lichaam regelt.
56    Welk orgaan scheidt de borst- van de buikholte?
57    Hoe heet het proces dat in alle levende cellen plaatsvindt en waarbij energie vrijkomt?
58    Er zwemmen vissen in een afgesloten glazen bak met alleen maar leidingwater. De hoeveelheid kooldioxide in het water neemt toe / neemt af.
59    Bij de gaswisseling van cellen wordt kooldioxide opgenomen en zuurstof afgegeven. Juist / onjuist
60    Hoe heet het proces waarbij uit koolstofdioxide en water glucose wordt gevormd?
61    Een bloedvat bezit een dikke gespierde wand en bevat zuurstofarm bloed. Wat is de naam van dit bloedvat?
62    In welk soort cellen bevindt zich hemoglobine?
63    Noem de functie van hemoglobine?
64    Er stroomt bloed door een bepaalde spier. Waar is het glucosegehalte van het bloed het hoogst: voor of na de spier?
65    En waar is het zuurstofgehalte het hoogst?
66    Behoort een halsader tot de grote of tot de kleine bloedsomloop?
67    Bevat deze zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
68    Is de urineblaas bij de mens een opslagplaats?
69    De onderkant van een blad aan een boom wordt ingesmeerd met was. Wat kan niet meer plaatsvinden?
70    Impulsen in een bewegingszenuw gaan van het centrale zenuwstelsel naar de zintuigen. Juist / onjuist
71    Welke delen van het centrale zenuwstelsel zijn nodig voor een voetzoolreflex?
72    Geef de naam van het deel van een wortel waar de opname van water plaatsvindt.
73    Van welk vlies is het hoornvlies een voortzetting?
74    Bloed in de huid van een kikker neemt zuurstof op uit het milieu. Juist / onjuist
75    De pupilreflex wordt veroorzaakt door de hoeveelheid licht die valt op:
76    Waar verlaten de impulsen, die in de zintuigcellen van het netvlies ontstaan het oog?
77    In welk orgaan ontstaat de stof die vetten in ons voedsel emulgeert?
78    Door welk spijsverteringssap begint de vertering van eiwitten in het spijsverteringskanaal van de mens?
79    Bevat maagsap een koolhydraatverterend enzym?
80    Hoe heten de kiezen van alleseters?
81    Hoe heten de kiezen van vleeseters?
82    Hoe heten de kiezen van planteneters?
83    Vindt er in de hoornlaag van de huid verbranding plaats?
84    Een atleet uit Nederland traint enkele maanden in het hooggebergte. Hierna blijkt hij in Nederland tot een grotere prestatie te komen. Welke verandering in de samenstelling van het bloed zal mede tot deze grotere prestatie geleid hebben?
85    De bevruchte eicel van een dier bevat 10 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevatten de afzonderlijke cellen vóór de bevruchting?
86    Waar vindt bij de vrouw de bevruchting plaats?
87    Waar ontwikkelt de placenta zich?
88    Welk type voortplantingscellen maakt de stamper?
89    Waaruit is een bevruchte eicel bij een zaadplant ontstaan?
90    Zet in de goede volgorde: bevruchting - bestuiving - stuifmeelvorming - zaadvorming.
91    Welke manier van bestuiving wordt verhinderd als een plant alleen stamperbloemen heeft?
92    Een aardbeiplant kan zich voortplanten met behulp van heeft uitlopers. Hoe heet deze vorm van voortplanting?
93    Hoe heten de uitlopers wanneer ze onder de grond groeien?
94    Kan bij een tulp geslachtelijke voortplanting voorkomen?
95    En ongeslachtelijke?
96    Zenuwcellen van de mens bevatten een even aantal chromosomen per kern. Juist / onjuist
97    Spermacellen van de mens bevatten een oneven aantal chromosomen per kern. Juist / onjuist
98    Welke geslachtschromosomen bevinden zich in een bevruchte eicel van de mens als dit een jongen wordt?
99    In welke van de volgende organen bevindt zich in de wand spierweefsel: slokdarm -dikke darm - aorta - nierslagader?
100   Wat is een weefsel?
 
 
Antwoorden 51 – 100
51    het hormoonstelsel
52    vaten / houtvaten / bastvaten / vaatbundels
53    opname van water en voedingsstoffen / opslag van reservestoffen / de plant vastzetten in de bodem
54    glycogeen
55    schildklierhormoon
56    het middenrif
57    gaswisseling
58    toe
59    onjuist
60    verbranding
61    slagader
62    rode bloedcellen
63    het binden en transporteren van zuurstof
64    na de spier
65    voor de spier
66    grote bloedsomloop
67    zuurstofarm
68    ja
69    gaswisseling
70    onjuist
71    schakelcellen
72    wortelharen
73    harde oogvlies
74    juist
75    netvlies
76    in de blinde vlek
77    in de galblaas
78    alvleessap
79    ja
80    knobbelkiezen
81    knipkiezen
82    plooikiezen
83    ja dat is juist
84    zijn hartje klopt sneller bloed door zijn lichaampje
85    5 chromosomen
86    in de eileider
87    in de baarmoeder
88    vrouwelijke eicellen
89    uit de eicel en de stuifmeelkorrel
90    stuifmeelvorming – bestuiving - bevruchting - zaadvorming
91    kruisbestuiving
92    ongeslachtelijke voortplanting
93    wortelstokken
94    ja, met behulp van bloemen
95    ja, met behulp van bollen
96    onjuist
97    juist
98    een X en een Y
99    in alle organen, bij de verteringsorganen zorgen deze voor peristaltiek, bij de slagader meehelpen bij het pompen
100  een groep cellen die er hetzelfde uitzien en ook dezelfde taak hebben
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 101 – 150
101    Waarmee zijn de ribben aan de voorkant aan het borstbeen bevestigd?
102    Geef de naam van de spieren die borstademhaling veroorzaken.
103    In welk orgaan wordt gal geproduceerd?
104    In een reageerbuis met groene waterplanten in water stijgen in het licht gasbelletjes op. Welk gas is dit?
105    Bij welk proces is gas ontstaan?
106    Wat gebeurt er met de hoeveelheid zetmeel in de bladeren als een groene plant in het licht gezet wordt?
107    Welke stof komt of welke stoffen komen vrij bij de verbranding van koolhydraten?
108    In een afgesloten reageerbuis met water zit slechts een waterslak. Wat gebeurt er met de hoeveelheid CO2?
109    Voor koolstofassimilatie is een bepaalde temperatuur nodig. Juist / onjuist
110    Voor koolstofassimilatie is bladgroen nodig. Juist / onjuist
111    Waar mondt de linkernierader in uit?
112    De kleine bloedsomloop gaat via de longen. Juist / onjuist
113    In de kleine bloedsomloop wordt het CO2-gehalte in een slagader en in een ader gemeten. In welk bloedvat is het koolstofdioxidegehalte het hoogst?
114    Wat is de functie van de rode bloedcellen?
115    Wat is de functie van de bloedplaatjes?
116    Kan een groene plant koolstofdioxide uitscheiden?
117    In de nieraders is het glucosegehalte lager dan in de nierslagaders. Hoe is het verschil te verklaren?
118    In knollen kan zetmeel worden opgeslagen. Juist / onjuist
119    In de nieren wordt bloed omgezet in zouten en water. Juist onjuist
120    In zaden kunnen eiwitten worden opgeslagen. Juist / onjuist
121    In zaden kunnen vetten worden opgeslagen. Juist / onjuist
122    In zaden kan zetmeel worden opgeslagen. Juist / onjuist
123    Iemand brandt zijn hand en trekt z'n hand in een reflex terug. Welk deel van net centraal zenuwstelsel is hierbij betrokken?
124    In welke klier(en) liggen de eilandjes van Langerhans?
125    Is voor de kieming van bonen licht nodig? En water?
126    Welk soort celdeling vindt er plaats bij de groei van een weefsel?
127    Hoe heet het doorzichtige deel van het harde oogvlies bij de mens?
128    Zijn de bloedvaten in een navelstreng van het embryo, van de moeder of van beiden?
129    Bevat een navelstrengslagader zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
130    Waar in het spijsverteringskanaal van de mens begint de vertering van eiwitten?
131    Welke spijsverteringsappen bevatten zowel enzymen voor de vertering van eiwitten als enzymen voor de vertering van koolhydraten?
132    Waar in het spijsverteringskanaal bij de mens worden vetten geëmulgeerd?
133    Het slijmvlies in de neus vangt stofdeeltjes op. Juist / onjuist
134    Kraakbeen om de luchtpijp dient voor het openhouden ervan. Juist / onjuist
135    Het voorkomen van diep verzonken huidmondjes is een eigenschap die beschermt tegen uitdroging. Juist / onjuist
136    Een diepe inademing komt tot stand door gelijktijdige rib- en middenrifademhaling. Juist / onjuist
137    Bij diepe inademing trekken zowel de spieren van het middenrif als tussenribspieren samen. Juist / onjuist
138    In welke huidlaag van een mens kun je pijnpunten (uitlopers van zenuwcellen) aantreffen?
139    Wordt bij de mens reservevoedsel opgeslagen in de lederhuid of in het onderhuids bindweefsel?
140    Uit welke stoffen bestaat dit reservevoedsel?
141    Waar in de baarmoeder vindt uitwisseling plaats van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het kind?
142    In welk stadium maakt een kikker gebruikt van uitwendige kieuwen. 
143    Na het dichtbinden van de spermaleiders kunnen er geen spermacellen meer geproduceerd worden. Juist / onjuist
144    Waar in de bloem worden vrouwelijke voortplantingscellen gevormd?
145    Hoe groot is bij een man het percentage voortplantingscellen met een X-chromosoom?
146    Welk deel van het verteringsstelsel verhindert dat er tijdens het slikken voedsel in de luchtpijp komt?
147    De wand van de slokdarm wordt verstevigd door kraakbeen. Juist / onjuist
148    Welke van de stoffen: koolstofdioxide - zuurstof - glucose - water verbruikt een organisme bij de verbranding?
149    Voor de vorming van koolhydraten hebben planten met bladgroen zouten uit de bodem nodig. Juist / onjuist
150    Na een hartslag volgt een hartpauze. Volgt deze pauze na een samentrekking van de boezems of na een samentrekking van de kamers?
 
 
Antwoorden 101 – 150
101    met kraakbeen
102    tussenribspieren
103    de lever
104    koolstofdioxide
105    rottingsproces
106    wordt vermeerderd
107    water
108    deze stijgt
109    juist
110    juist
111    in de onderste holle ader
112    juist
113    in de slagader
114    het vervoeren van zuurstof
115    meehelpen bij de bloedstolling
116    ja
117    bevat meer bloed
118    juist
119    onjuist
120    juist
121    juist
122    juist
123    het ruggenmerg
124    alvleesklier
125    licht-> nee, water-> ja
126    gewone celdeling/mitose
127    hoornvlies
128    embryo
129    zuurstofarm bloed
130    in de maag
131    alvleessap
132    in de slikdarm
133    juist
134    onjuist
135    juist
136    onjuist
137    onjuist
138    in de kiemlaag, dit is een deel van de opperhuid
139    in het onderhuids bindweefsel
140    uit vetten
141    in de placenta
142    als kikkervisje
143    onjuist
144    in de stamper / vruchtbeginsel
145    50%
146    het strotklepje
147    onjuist
148    glucose
149    onjuist
150    na een samentrekking van de kamers
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 151 – 200
151    Zijn tijdens de hartpauze de longslagader en de aorta aan het begin open of zijn ze door kleppen afgesloten?
152    Witte bloedcellen vernietigen bacteriën. Juist / onjuist
153    Hoe heet de afvoerbuis van een nier?
154    Een functie van de nieren is de opslag van e en teveel aan glucose uit het bloed. Juist / onjuist
155    Een gevoelszenuw is bij een reflex de verbinding tussen zintuig en ruggenmerg. Juist / onjuist
156    Welke van de volgende klieren vormen hormonen: hypofyse - bijnieren - talgklieren - speekselklieren?
157    De iris is een deel van het vaatvlies. Juist / onjuist
158    Het netvlies bevat zintuigcellen. Juist / onjuist
159    De blinde vlek is een deel van het harde oogvlies. Juist / onjuist
160    Een enzym uit speeksel verteert zetmeel. Juist / onjuist
161    Speeksel bevat slijmstoffen. Juist / onjuist
162    Een enzym uit speeksel verteert glucose. Juist / onjuist
163    Waar in het lichaam van de mens komt gal bij het voedsel?
164    Welke stoffen worden door gal geëmulgeerd?
165    In welk deel van het spijsverteringsstelsel van de mens komen darmvlokken voor?
166    Welk water bevat de meeste CO2; het water in een aquarium of het water dat uit de kieuwspleten van een vis?
167    De cellen in de kroonbladeren van een plant verbruiken overdag zuurstof. Juist / onjuist
168    Bij een plant met drijvende bladeren zitten de huidmondjes aan de bovenkant. Juist / onjuist
169    Planten met bladeren met een dikke waslaag, zijn niet zo geschikt om in een droge omgeving te groeien. Juist / onjuist
170    In welk stadium of in welke stadia van de ontwikkeling van de kikker kan gaswisseling via de huid plaatsvinden?
171    Een eencellig wier ontstaat door celdeling. Juist / onjuist
172    Een aardappelplant kan ontstaan uit een knol. Juist / onjuist
173    Een dovenetel kan ontstaan uit een wortelstok. Juist / onjuist
174    Een tarweplant ontstaat uit een tarwekorrel. Juist / onjuist
175    Wat kan gezegd worden over het tijdstip waarop de processen ovulatie en menstruatie plaatsvinden?
176    Welke van de volgende weefsels of organen zijn van de vrouw: navelstreng, vruchtvliezen, baarmoederslijmvlies?
177    In welke van de volgende cellen komen geslachtschromosomen voor: spiercellen, zenuwcellen, voortplantingscellen?
178    Welke kunnen de geslachtschromosomen in een bevruchte eicel van de mens zijn?
179    Hoe heet de buitenste laag van de opperhuid?
180    In de opperhuidcellen van een blad kan fotosynthese plaatsvinden. Juist /onjuist
181    Door welke organen gaat het transport van water en zouten in een plantenstengel?
182    Gaat het transport van water en zouten in de vaatbundels die aan de binnenkant of buitenkant liggen?
183    Als een mens ouder wordt, veranderen de percentages beenaarde en lijmstof in zijn beenderen. Hoe?
184    Hoe komt de stevigheid van kruidachtige planten tot stand?
185    Voorgeweekte zaden onder water kiemen niet door een zuurstofgebrek. Juist / onjuist
186    Tijdens het samentrekken van een spier heeft in die spier stofwisseling plaats. Hierbij vindt de omzetting plaats van glucose en zuurstof in kooldioxide, water en energie. Juist / onjuist
187    Bij een plant verdampt een deel van het opgenomen water, een ander deel wordt gebruikt voor de koolstofassimilatie. Juist / onjuist
188    Een afgesneden stengel van een witbloeiende dahlia wordt in roodgekleurd water geplaatst. Na enige tijd hebben de kroonbladeren een rode schijn gekregen. De conclusie uit deze proef is: door de zuigkracht van de bladeren wordt het gekleurde water omhoog getransporteerd. Juist / onjuist
189    Bij een proefpersoon worden op drie verschillende plaatsen de bloeddruk gemeten: in de aorta, de haarvaten in de dikke teen en in de onderste holle ader. De resultaten waren 20,70 en 150 mm kwikdruk. Bij welke bloedvaten horen deze meetresultaten?
190    Als de boezems zich samentrekken zijn de hartkleppen dicht. Juist / onjuist
191    Noem een ader die zuurstofarm is maar wel rijk aan glucose is.
192    Bevat dit slagadertje zuurstofrijk bloed?
193    Reservestof wordt bij de mens o.a. opgeslagen als vet in het beenmerg. Juist / onjuist
194    Iemand kan blind zijn als zijn gezichtscentrum in de grote hersenen uitgeschakeld is. Juist / onjuist
195    Bij het ruggenmerg bevinden de cellichamen van de gevoelszenuwen zich aan de rugzijde van het lichaam. Juist / onjuist
196    Bij schrik stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed, doordat de bijnieren meer adrenaline produceren. Juist / onjuist
197    Wat gebeurt eerst: ontstaan van placenta of reductiedeling?
198    Wanneer we de iris van iemands oog willen bekijken kan deze iris het best zo groot mogelijk zijn. Dit kunnen we bereiken door sterk licht op zijn oog te laten vallen, zodat de pupil groot is. Juist / onjuist
199    In het maagsap van de mens bevindt zich een enzym voor de vertering van welke voedingsstof?
200    De amoebe neemt voedsel van buiten op en verteert dit inwendig. Waardoor vinden deze processen plaats?
 
Antwoorden 151 - 200
151    afgesloten
152    juist
153    urineleider
154    onjuist
155    juist
156    hypofyse, bijnieren en.
157    onjuist
158    juist
159    onjuist
160    juist
161    juist
162    onjuist
163    twaalfvingerige darm
164    vetten
165    dunne darm
166    water uit de kieuwspeten van de vis
167    juist
168    juist
169    onjuist
170    elk stadium vindt gaswisseling via de huid plaats
171    juist
172    juist
173    juist
174    juist
175    ovulatie: ongeveer 14 dagen na begin vorige menstruatie. Menstruatie ongeveer 28 dagen na begin vorige menstruatie.
176    baarmoederslijmvlies
177    Alle cellen
178    XX of XY
179    hoornlaag
180    onjuist of het moet in een huidmondje zijn.
181    houtvaten
182    binnenkant
183    eenderaarde neemt toe en lijmstof neemt af
184    turgor
185    juist
186    juist
187    juist
188    juist
189    aorta 150, haarvaten 70 en onderste holle ader 20
190    onjuist
191    de poortader
192    zuurstofrijk
193    juist. In het gele beenmerg
194    juist
195    juist
196    juist
197    slechte vraag. Vanuit de moeder gezien eerst reductiedeling en vanuit het kind eerst placenta )de placenta is voor de helft van moeder en voor de andere helft van de foetus.
198    onjuist
199    eiwit
200    celmembraan
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 201 – 250
201    Bij diepe inademing is het middenrif afgeplat. Juist / onjuist
202    Op welke manier verversen insecten hun lucht?
203    Noem 3 kenmerken van insectenbloemen.
204    Als we bij de mens eicellen vergelijken met spermacellen dan zijn ze bijna even groot. Juist / onjuist
205    Eicellen en spermacellen zijn even beweeglijk. Juist / onjuist
206    Eicellen en spermacellen hebben hetzelfde aantal chromosomen. Juist / onjuist
207    Eicellen en spermacellen worden in even grote aantallen geproduceerd. Juist onjuist
208    Welke van de volgende organen ligt bij de mens geheel in de buikholte: slokdarm - aorta - poortader?
209    In welk deel van het hart mondt bloed uit de bovenste holle ader uit?
210    Alleen autotrofe organismen nemen zuurstof op. Juist / onjuist
211    Bij fotosynthese komt zuurstof vrij en bij verbranding is zuurstof nodig. Juist / onjuist
212    Aan het begin van de aorta en de longslagader zitten kleppen. Juist / onjuist
213    Als de kamers zich samentrekken zijn de kleppen aan het begin van de aorta en de longslagader open. Juist / onjuist
214    De stevigheid van houtachtige planten wordt voornamelijk bepaald door de verdikte wanden. Juist / onjuist
215    In welke reservestof wordt glucose in veel wortels van planten omgezet?
216    Welk deel van het centrale zenuwstelsel regelt de samenwerking van de spieren bij het lopen?
217    In welk orgaan vindt innesteling van het zich ontwikkelende embryo plaats?
218    Welk deel van het zenuwstelsel of welke delen kunnen betrokken zijn bij een reflex?
219    Als de ooglens een zo plat mogelijke vorm heeft, op welke afstand is het oog dan ingesteld?
220    Zit er veel of weinig koolstofdioxide in de poortader?
221    Bevat de poortader na een koolhydraatrijke maaltijd veel of weinig glucose?
222    Alle slagaders zijn zuurstofrijk. Juist / onjuist
223    Alle aders zijn koolstofdioxiderijk. Juist / onjuist
224    Welk orgaan in de buikholte is de opslagplaats van onder andere glycogeen?
225    Door welk hormoon kan glucose worden omgezet in glycogeen?
226    Iemand mist dit hormoon. Hoe heet de ziekte die deze persoon heeft?
227    Op welke manier kan deze persoon toch voldoende hormoon binnenkrijgen?
228    Waarom worden sommige medicijnen via een spuit toegediend en kunnen zij niet in tabletvorm worden ingenomen?
229    Welk type gewricht kom je wel in de onderarm tegen maar niet in het onderbeen?
230    Waardoor wordt tijdens het slikken de neusholte afgesloten?
231    Uit welke twee stoffen bestaat botweefsel?
232    Welke van de twee stoffen in botweefsel geeft stevigheid en welke zorgt voor de elasticiteit?
233    Onze huid heeft verschillende functies. Noem er drie.
234    Bevat vruchtwater cellen van de pasgeborene, van de moeder of van allebei?
235    Welke drie fasen zijn er te onderscheiden bij een geboorte?
236    Waar kan glycogeen nog meer opgeslagen worden dan in de lever?
237    Welk hormoon zorgt ervoor dat iemand binnen zeer korte tijd glucose in het bloed krijgt?
238    Welk hormoon zorgt ervoor dat het hart sneller gaat kloppen als iemand schrikt?
239    Wat gebeurt er met de bloedvaten wanneer iemand een sigaret rookt?
240    De pupil is eigenlijk een gat. Juist / onjuist
241    De pupilreflex wordt aangestuurd door de kleine hersenen. Juist / onjuist
242    Een persoon die teveel alcohol heeft gedronken ademt alcoholdamp uit dat uit het bloed komt. Juist / onjuist
243    Waardoor kan er de mens vooral snel gaswisseling plaatsvinden: door de oppervlakje van alle longblaasjes of door de inhoud van de longen?
244    Hoe heet het plantaardig materiaal dat zorgt voor een snellere darmwerking?
245    Welk onderdeel uit de wand van een plantaardige cel verteert bij mensen heel slecht?
246    Noem de zes voedingsstoffen.
247    In welke groepen worden deze voedingsstoffen ingedeeld?
248    Welke van de brandstoffen kan niet als reserve omgezet en opgeslagen worden in het menselijk lichaam?
249    Zetmeelkorrels zijn cellen. Juist / onjuist
250    Zetmeel kan met jodium aangetoond worden. Geef een andere naam voor aantoonstof.
 
 
Antwoorden 201 – 250
201    juist
202    ze maken pompende bewegingen met hun lichaam
203    meeldraden en stampers binnen een grote bloem / opvallend gekleurde kroonbladeren / een aantrekkelijke geur
204    onjuist
205    onjuist
206    juist
207    onjuist
208    poortader
209    in de rechterboezem
210    onjuist
211    juist
212    juist
213    juist
214    juist
215    er zit zetmeel in.
216    het bewegingscentra.
217    de baarmoeder.
218    gevoelscentra, de hersenstam en de grote hersenen.
219    ver weg
220    veel
221    veel
222    onjuist
223    onjuist
224    lever en spieren
225    insuline en glucagon
226    suikerziekte, diabetes.
227    door het inspuiten van insuline.
228    anders wordt het niet in het bloed opgenomen.
229    rolgewricht.
230    de huig
231    kraakbeen, kalkzouten.
232    kraakbeen voor elasticiteit en kalkzout voor de stevigheid.
233    bescherming tegen invloeden van buiten, houdt waterverlies tegen, warmte regeling.
234    allebei
235    ontsluiting, uitdrijving, nageboorte
236    in de spieren
237    glucose
238    adrenaline
239    raken verstopt
240    juist
241    juist
242    onjuist
243    door de oppervlakte van alle longblaasjes
244    vezels
245    vezels
246    mineralen, vetten, vitamines, water, koolhydraten, zetmeel
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 251 – 300
251    Welke stoffen worden door spijsverteringssappen uit de alvleesklier verteerd?
252    Op welke plaats in de botten kunnen vetten opgeslagen worden?
253    Waar wordt gal opgeslagen?
254    In de blinde- en dikke darm helpen bacteriën mee bij de vertering van plantencellen. Juist / onjuist
255    In de dikke darm wordt het water uit de voedselbrij omgezet in uitwerpselen. Juist / onjuist
256    Voor kieming van bonen is zuurstof nodig. Juist / onjuist
257    Als de spieren van het middenrif zich samentrekken beweegt het middenrif. Wordt de borstholte dan groter of kleiner?
258    Via welk orgaan vindt bij ééncelligen gaswisseling plaats?
259    De functie van het pigment in de opperhuid van de mens is bescherming tegen UV-straling van de zon. Juist / onjuist
260    Zijn wanneer de haarspieren de haren overeind trekken, de haarvaten in de huid dan wijder of nauwer?
261    In welke organen in het menselijk lichaam worden vetverterende enzymen geproduceerd?
262    Het genotype wordt bepaald door fenotype en door het milieu. Juist / onjuist
263    Wanneer noemen we een gen dominant?
264    Wat bedoelen we met: het resultaat is intermediair?
265    Als de ouders in één eigenschap van elkaar verschillen, hoe noemen we dan zo'n kruising?
266    Wat betekent de term recessief?
267    De zaadcellen van de man bepalen het geslacht van het kind bij de bevruchting. Juist / onjuist
268    Bepaalde planten hebben witte of rode bloemen. Rood is dominant. Welke kleur bloemen hebben heterozygote planten? 
269    Waar bevinden de chromosomen zich precies?
270    Welke functie heeft de buis van Eustachius?
271    In welke huidlaag worden nieuwe cellen gemaakt die naar buiten toe afsterven?
272    Alle cellen in het menselijk lichaam hebben 23 chromosomen. Juist / onjuist
273    Bij runderen is zwartbont dominant over rooibont. Met welke letters wordt het genotype voor roodbont geschreven?
274    Geef de naam van het deel van het oog dat lichtprikkels omzet in impulsen.
275    In welk deel van het oor worden geluidsprikkels omgezet in impulsen?
276    Wanneer alleen zijn de chromosomen zichtbaar?
277    Een waterbak worden enkele vissen gedaan. De bak wordt luchtdicht afgesloten. De temperatuur blijft constant. Wat zal er gebeuren met de hoeveelheid zuurstof in het water?
278    En met de hoeveelheid koolstofdioxide?
279    Bevat de kieuwslagader zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
280    In welke huidlaag wordt de inkt bij een tatoeage die het hele leven zichtbaar blijft, aangebracht?
281    Talgkliertjes produceren talg. Wat is de functie van de talg?
282    Als de stuifmeelbuis ongeveer halverwege de stijl is gegroeid heeft er dan bestuiving plaats gevonden?
283    En heeft de kern die in deze stuifmeelbuis zit al voor bevruchting gezorgd?
284    Wat vindt het eerder plaats: ovulatie of rijping van de eicel in een eierstok?
285    Hoe heet het proces waarbij eicel en spermacel versmelten?
286    Hoe heet het proces waarbij de bevruchte eicel zich deelt zodat er twee cellen ontstaan?
287    Hoe heet het proces waarbij eicellen en spermacellen ontstaan?
288    Bij een één-eiige tweeling zijn de kinderen altijd van hetzelfde geslacht. Juist / onjuist
289    Een spiercel van een volwassen man bevat een X - chromosoom en één Y -chromosoom. Juist / onjuist
290    Hoeveel chromosomen kom je in een spiercel van een vrouw tegen?
291    Zit in de linkerhelft van het hart zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
292    Spelen de nieren een rol bij de vertering van voedsel?
293    Wat is de betekenis van het kauwen?
294    In welk deel van het darmkanaal wordt het verteerde voedsel in het bloed opgenomen?
295    In welk orgaan komen voedselresten nadat ze de dikke darm gepasseerd zijn?
296    Welk gas ademen we als gevolg van de verbranding meer uit dan in?
297    Hoe heten de spierbewegingen die het voedsel door het verteringsstelsel duwen?
298    Worden er in de dikke darm nog spijsverteringssappen afgescheiden?
299    Geef de naam van het orgaan dat niet goed functioneert als iemand diaree heeft.
300    Welke energierijke stof ontstaat er tijdens de fotosynthese?
 
 
Antwoorden 251 – 300
251    koolhydraten
252    in het geel beenmerg
253    in de galblaas
254    juist
255    onjuist
256    juist
257    de borstholte wordt groter
258    via het celmembraan
259    juist
260    nauwer
261    in de alvleesklier en in de darmsapklieren
262    onjuist
263    als het gen overheerst en tot uitdrukking komt in het fenotype
264    de beide genen zijn even sterk
265    een kruising met heterozygote ouders
266    alleen als het dominant is
267    juist
268    rode
269    in de celkern / in het dna
270    ervoor zorgen dat de druk in de trommelholte gelijk blijft met de luchtdruk buiten
271    in de kiemlaag
272    onjuist
273    met kleine letters
274    het netvlies
275    in het slakkenhuis
276    vlak vóór de celdeling
277    zal afnemen
278    neemt toe
279    zuurstofarm bloed
280    in de lederhuid
281    talg houdt de huid vettig en soepel
282    ja, er heeft wel bestuiving plaatsgevonden
283    nee, want de eicel zit nog veel lager
284    rijping van een eicel
285    bevruchting
286    gewone celdeling/mitose
287    reductiedeling/meiose
288    juist
289    juist
290    46
291    zuurstofrijk
292    nee
293    voedsel in kleinere stukjes maken
294    in de dunne darm
295    de endeldarm
296    koolstofdioxide
297    peristaltiek/peristaltische bewegingen
298    nee
299    de dikke darm
300    er ontstaat glucose
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 301 – 350
301    Hoe heten bloedvaten die de pompwerking van het hart meekrijgen?
302    Als het middenrif omhoog gaat is er dan sprake van een inademing of van een uitademing?
303    En als de ribben omlaag gaan?
304    Wat is een enzym?
305    Waar werkt het enzym amylase in speeksel op in?
306    Waar loopt een longslagader naar toe?
307    Geef de reactievergelijking voor de langzame verbranding.
308    Tussen welke twee organen zit de poortader?
309    Welke kleur krijgt een longader in kleurentekeningen?
310    Wat is de vorm van een rode bloedcel?
311    Op welke voedingsstoffen werkt alvleessap in?
312    Welke functie heeft de dikke darm?
313    Wat vindt er in de longblaasjes plaats?
314    Hoe heet de scheidingswand tussen de borstholte en de buikholte?
315    Welke kringspier is de uitgang van de maag?
316    Waar treffen we een trilhaarslijmvlies aan?
317    Wat zijn stigma's?
318    Waarom hoeft glucose niet verteerd te worden?
319    Waar kan zetmeel worden verteerd?
320    Welke delen in het de dunne darm zorgen voor een oppervlaktevergroting?
321    Vervoert het bloed van insecten zuurstof?
322    Op welke plaatsen wordt lymfe gezuiverd?
323    Wat kan de huig afsluiten en wanneer gebeurt dat?
324    Vervoert bloedplasma hormonen?
325    Wat ligt in de hals aan de voorzijde: de luchtpijp of de slokdarm?
326    Wat verstaat men onder vertering?
327    Welk hormoon regelt andere hormoonklieren?
328    In een paddenstoel worden organische stoffen omgezet in anorganische. Juist / onjuist
329    Geeft een plant met bladgroen in het donker koolstofdioxide af?
330    Fotosynthese kan alleen plaatsvinden in landplanten. Juist / onjuist
331    In een grasplant worden organische stoffen omgezet in anorganische stoffen. Juist / onjuist
332    Gaan er assimilatieproducten door de bloemsteel van de paardenbloem?
333    De bloeddruk in de longslagader is hoger dan die in de longader. Juist / onjuist
334    Waardoor vermagert een egel tijdens de winterslaap sterk?
335    De energie voor de fotosynthese wordt geleverd door licht. Juist / onjuist
336    In een regenworm worden organische stoffen omgezet in anorganische. Juist / onjuist
337    Bastvaten liggen in de stengel aan de buitenkant. Juist / onjuist
338    Gaan er assimilatieproducten door de wortel van een paardenbloem?
339    Een plant kan door fotosynthese in gewicht toenemen. Juist / onjuist
340    Waar is het koolstofdioxidegehalte van het bloed het hoogst: in de longslagader of in de longader?
341    In de lever wordt insuline geproduceerd. Juist / onjuist
342    Nierschors en niermerg spelen een rol bij de vorming van urine. Juist / onjuist
343    In de lever worden rode bloedcellen afgebroken. Juist / onjuist
344    De cellichamen van gevoelszenuwcellen liggen in de zenuwknoop aan de rugzijde. Juist / onjuist
345    Geslachtshormonen kunnen het uiterlijk van een mens veranderen. Juist /onjuist
346    Langs welke weg worden stoffen uit de nieren afgevoerd?
347    In welk type transportvaten worden water en producten van de fotosynthese naar beneden vervoerd?
348    Tijdens de kieming van een zaad wordt zetmeel omgezet in glucose. Vindt dit ook plaats bij een volwassen plant?
349    Wordt bij de kieming van een zaad zuurstof opgenomen?
350    Van welke twee factoren is de werking van enzymen afhankelijk? 
 
 
Antwoorden 301 – 350
301    slagaders
302    inademing
303    uitademing
304    enzymen zijn speciale eiwitten waardoor speciale reacties worden versneld
305    werkt in op zetmeel
306    splitst zich naar 2 bloedvaten, een naar elke long
307    glucose + zuurstof -> koolstofdioxide + water + energie
308    tussen lever en de dunne darm
309    rood
310    rond
311    eiwitten, koolhydraten en vetten
312    neemt water terug uit de voedselbrij
313    nemen lucht op en door longhaarvaten wordt zuurstof opgenomen in het bloed
314    middenrif
315    de maagportier
316    neusholte
317    opening van tracheeën in het achterlijf van een insect
318    omdat het in het bloed opgenomen wordt
319    in de mond
320    darmvlokken
321    nee
322    in lymfeklieren
323    als je slikt, sluit de neusholte af
324    ja
325    luchtpijp voor de slokdarm
326    vertering is het kleiner en oplosbaar maken van voedingstoffen en opnemen in het bloed
327    hypofysehormoon
328    juist
329    ja
330    onjuist
331    onjuist
332    ja
333    juist
334    omdat hij dan niet eet
335    juist
336    juist
337    juist
338    ja
339    onjuist
340    longader
341    onjuist
342    juist
343    juist
344    juist
345    juist
346    langs de urineleiders
347    in bastvaten
348    ja
349    nee
350    van de temperatuur en van de zuurgraad
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 351 – 400
351    Waar in het oog van de mens bevinden zich spieren die de hoeveelheid binnenvallend licht regelen?
352    Spieren gebruiken voornamelijk eiwitten als bouwstof. Juist / onjuist
353    Noem twee functies van het maagsap.
354    Bij de mens bevat de ingeademde lucht minder kooldioxide dan de uitgeademde lucht. Juist / onjuist
355    Kan er in een houtvat sprake zijn van turgor?
356    Welke beenverbinding treffen we bij ribben en borstbeen aan?
357    Vindt in de gekleurde kroonbladeren van een bloem verbranding plaats?
360    Bloed stroomt van een kuitspier terug naar dezelfde kuitspier. Het bloed gaat daarbij 2x door het hart. Juist / onjuist
361    Wat is het gevolg Als men de lange uitloper van een bewegingszenuwcel doorsnijdt?
362    Is de metamorfose van de vlinder volledig of onvolledig?
363    Iemand gaat vanuit het donker in het licht. Welke reflex treedt er nu in het oog op?
364    Als licht op de blinde vlek valt ontstaan er dan impulsen in de oogzenuw?
365    Wat wordt er onder accommoderen verstaan?
366    Als bij een mens een eicel niet bevrucht wordt, gaat deze verloren. Dit gebeurt tijdens de menstruatie. Juist / onjuist
367    Dekweefsel komt bij planten en dieren voor. Juist / onjuist
368    De luchtpijp ligt voor de slokdarm. Juist / onjuist
369    Welk soort gewricht bevindt zich tussen het opperarmbeen en de ellepijp?
370    Welk soort gewricht bevindt zich tussen het spaakbeen en de ellepijp?
371    Is er voor fotosynthese licht nodig?
372    Is er voor fotosynthese zuurstof nodig?
373    Er bestaan planten met bonte bladeren. Deze bladeren zijn dan bijvoorbeeld geel en groen.
374    In welk deel vindt fotosynthese plaats?
375    In welk deel van planten met bonte bladeren vindt verbranding plaats?
376    Ademen vissen koolstofdioxide uit?
377    Hebben aquariumplanten koolstofdioxide nodig?
378    Stijgt of daalt het koolstofdioxidegehalte van het water in een aquarium, met slechts groene planten en in het donker?
379    Hoe wordt een deel van een organisme met een of meerdere functies genoemd?
380    Geef een andere naam voor een groep cellen met dezelfde vorm en taak.
381    Welk deel van de microscoop regelt de hoeveelheid licht?
382    Hoe noemen we een voor microscopie klaargemaakt object?
383    Welk celonderdeel bevat vocht en heeft een vergelijkbare functie met de nieren?
384    Wat is de naam van de zintuigjes die smaakprikkels omzetten in impulsen?
385    Welke indicator wordt er gebruikt voor het aantonen van koolstofdioxide?
386    Hoe heet de stroperige vloeistof die we in een cel tegenkomen en waarin allerlei stoffen zijn opgelost?
387    Een ui bestaat uit een aantal uirokken. Wat zijn deze uirokken eigenlijk?
388    In welk deel van de ogen bevinden zich de meeste bloedvaatjes?
389    Wat is de functie van de celkern?
390    Geef een andere naam voor langgerekte dunne draadjes, die we in de celkern tegenkomen.
391    Met welke plek in het netvlies worden kleuren het beste gezien?
392    Bij welke celdeling wordt het aantal chromosomen gehalveerd?
393    Waarom vindt deze halvering plaats?
394    Waarom bestaan er in een lichaamscel van elk chromosoom twee stuks?
395    Zet de volgende ontwikkelingsreeks in de juiste volgorde: groei – kerndeling – celdeling.
396    Hoe heet de stof in een chromosoom waarin alle erfelijke eigenschappen liggen opgeslagen?
397    In welke vier rijken worden organismen ingedeeld?
398    Op welke vier kenmerken wordt gelet bij de indeling van alle organismen?
399    Wanneer behoren twee organismen tot dezelfde soort?
400    Hoe worden de gewervelde dieren verder ingedeeld?
 
 
Antwoorden 351 – 400
351    in de iris
352    juist
353    het verdelen van voedselbrokken ,en verteren van eiwitten.
354    juist
355    nee
356    kraakbeen verbindingen
357    ja.
360    juist
361    dan raakt dat deel verlamd.
362    volledig
363    de pupilreflex
364    nee
365    het bollen of hollen van de lens om verder of dichter bij scherper te kunnen zien.
366    onjuist
367    onjuist
368    juist
369    schanier gewricht
370    rol gewricht
371    ja
372    nee
373    juist.
374    bladgroenkorrels
375    overal behalve in de wortelen.
376    ja
377    ja
378    het stijgt
379    orgaan
380    weefsel
381    het lampje of spiegelt3je
382    een preparaat
383    cel plasma
384    smaakpapillen
385    helder kalkwater
386    cel plasma
387    een groepje cellen, kroonblad.
388    in het vaatvlies
389    het besturen van een cel en zijn groei.
390    chromosomen
391    met de gele vlek
392    geslachtsceldeling.
393    samen zijn de mannelijke + de vrouwelijke geslachtscellen weer 1 volledige cel.
394    omdat je er een van je vader en een van je moeder mee krijgt
395    kerndeling celdeling groei
396    DNA
397    planten dieren bacteriën en schimmels
398    op celkern bladgroenkorrels celwand en of ze een of meercellig zijn .
399    als ze dezelfde kenmerken hebben.
400    zoogdieren amfibieën reptielen vogels vissen.
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 401 – 450
401    Noem twee kenmerken van cellen waarop gelet wordt bij de indeling van organismen?
402    Wat verstaat men onder een reductiedeling?
403    Hoeveel chromosomen tref je aan in voortplantingscellen?
404    Waarom gaan de chromosomen bij een reductiedeling tegenover elkaar in het middenvlak liggen?
405    Welke drie functies heeft de prostaat?
406    Waar worden zaadcellen (tijdelijk) opgeslagen?
407    Uit welke drie dingen bestaat sperma?
408    Op welke plaats vindt bevruchting bij de mens plaats?
409    Is er dan ook al bekend of het nieuwe embryo een jongen of een meisje is?
410    Welke reden kun je noemen voor het feit dat de eicel zo groot is?
411    Kunnen eicellen bewegen?
412    Hoe komt een bevruchte eicel via de eileider in de baarmoeder terecht?
413    Welk deel blijft in de eierstokken achter en gaat ten gronde als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden?
414    Met welk voorbehoedmiddel kun je de ovulatie verhinderen?
415    Welke werkzame stoffen zitten er in de pil?
416    Waarom hoeft de pil maar drie weken geslikt te worden?
417    Wat doet het gele lichaam nadat een eicel bevrucht is?
418    Welke hormoonklier zorgt ervoor dat er geen nieuwe follikels meer rijpen in de eierstokken?
419    Bepaalde soa’s kun je oplopen via besmette lakens. Juist / onjuist
420    Via welk bloedvat of welke bloedvaten in de navelstreng krijgt het embryo voedingsstoffen?
421    Welke twee functies heeft het vruchtwater?
422    Wat wordt er verstaan onder een nageboorte?
423    Hoe wordt het uiterlijk van een organisme ook wel genoemd?
424    Wat is een gen?
425    Geef een andere term voor "sterke eigenschap die de ander overheerst".
426    Geef een andere term voor het feit dat een organisme twee dezelfde genen bezit voor een eigenschap.
427    Uit welke vier delen bestaat het centrale zenuwstelsel?
428    Wat zijn impulsen?
429    Met welke term worden veranderingen in de omgeving aangeduid?
430    Welke zenuwcellen geleiden impulsen naar het ruggenmerg toe?
431    Naar welke twee typen organen worden impulsen geleid die via een bewegingszenuw lopen?
432    Noem drie soorten stoffen die de werking van de hersenen beïnvloeden.
433    Wat is een reflex?
434    Welke twee soorten klieren kun je noemen?
435    Wat is de functie van de hypofyse?
436    Waar wordt insuline geproduceerd?
437    Welke hormoon wordt in de bijnieren gemaakt?
438    Waarvoor zorgt dit hormoon?
439    Zet de volgende begrippen in de juiste volgorde van een hoog organisatieniveau naar een laag organisatieniveau: populatie – individu – ecosysteem – levensgemeenschap.
440    Wat versta je onder het milieu?
441    Hoe worden invloeden genoemd die afkomstig zijn van de levenloze natuur?
442    Waarmee begint elke voedselketen?
443    Hoe worden organismen genoemd die zelf hun voedsel kunnen maken?
444    Hoe worden organismen genoemd die afhankelijk zijn van andere organismen?
445    Welk celonderdeel moeten autotrofe organismen in hun bezit hebben?
446    Een voedselketen begint altijd met een producent. Juist / onjuist
447    Consumenten van de tweede orde zijn altijd afhankelijk van consumenten van de eerste orde. Juist / onjuist
448    Voedingszouten in de bodem worden door de producenten gebruikt. Juist / onjuist
449    Alle consumenten van de eerste orde zijn planteneters. Juist / onjuist
450    Afvaleters worden ook wel reducenten genoemd. Juist / onjuist
 
 
Antwoorden 401 – 450
401    wel of geen celwand - wel of geen bladgroenkorrels - wel of geen celkern - wel of geen vacuoles
402    aantal chromosomen vermindert tot de helft
403    23
404    dan kunnen ze delen
405    voedingsstoffen aan de zaadcellen toevoegen - urineblaas afsluiten tijdens erecties - vocht toevoegen
406    in bijballen
407    kop - hals - zweepstaart
408    in de eileiders
409    ja, maar de mensen weten dat niet
410    bevat veel reservevoedsel
411    nee, ze kunnen niet zelf bewegen
412    ze worden vervoerd naar de eileider
413    de eicel
414    pil
415    hormonen
416    pauzeweek: dan kun je ongesteld worden
417    die blijft bestaan
418    hypofyse
419    juist
420    navelstrengader
421    bescherming tegen stoten - uitdroging en temperatuurverschillen
422    uitdrijving van de placenta - vruchtvliezen en navelstreng
423    fenotype
424    een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor een enkele erfelijke eigenschap
425    dominant gen
426    homozygoot
427    hersenstam - grote hersenen - kleine hersenen - ruggenmerg
428    soort elektrische signalen
429    mutatie
430    uitlopers
431    zenuwen - bewegingszenuwcellen
432    alcohol, drugs, medicijnen
433    vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel
434    schildklier, bijnieren
435    hormonen afgeven aan het bloed
436    alvleesklier
437    adrenaline
438    extra glucose
439    individu – populatie – levensgemeenschap – ecosysteem
440    de omgeving waarin het dier leeft
441    autotroof
442    producenten
443    reducenten
444    consumenten
445    bladgroenkorrels
446    juist
447    juist
448    onjuist
449    onjuist
450    juist
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 451 – 500
451    Geen twee voorbeelden van reducenten.
452    Op welke manier komt er opnieuw koolstof in de kringloop terecht?
453    Bij welk proces is er koolstof in de vorm van CO2 nodig?
454    Welke andere stof is er bij dit proces nodig?
455    Dode resten van planten bevatten een heleboel stikstof. Op welke manier komt dit weer in de lucht?
456    Welk gas komt er vrij bij het rottingsproces van bijvoorbeeld een dood dier?
457    In welke stof komen we in de bodem stikstof tegen?
458    Waarom zal een dier bovenaan in de voedselpiramide eerder doodgaan aan gifstoffen dan de organismen eronder?
459    Geef de andere term voor ‘opeenhoping van gifstoffen’ in de voedselpiramide.
460    Wat geeft een optimumkromme weer?
461    Het weer is voor planten een abiotische factor. Juist / onjuist
462    De mens gebruikt zijn milieu om er bijvoorbeeld water aan te onttrekken. Noem nog twee andere taken van ons milieu.
463    Een nadeel van chemische bestrijdingsmiddelen is dat ze in de bodem blijven zitten. Juist / onjuist
464    Geef een voordeel van biologische bestrijding.
465    Wat betekent de afkorting K.I.?
465    Hoe noemen we de mogelijkheid dat bijvoorbeeld een oppervlaktewatertje heeft om uit zichzelf weer schoon te worden?
466    Wanneer is er sprake van eutrofiering (=overbemesting) van het water?
467    Welk nadeel voor de andere organismen kun je noemen als er teveel algen in het water komen?
468    Bij pasteuriseren wordt tot boven de 100 graden verwarmd zodat de meeste bacteriën dood gaan. Juist / onjuist
469    Welke functies kunnen er door eiwitten vervuld worden?
470    Geef een andere naam voor zouten.
471    Welke van de zes voedingsstoffen vervullen een taak als brandstof?
472    Noem drie adviezen voor een gezonde voeding.
473    Welke functie vervult de maag?
474    Uit welke vijf groepen bestaat de schijf van vijf?
475    Welke voedingsstoffen doen dienst als bouwstof?
476    Noem drie functies die de lever kan vervullen.
477    Bevat weefselvloeistof rode bloedcellen?
478    Kunnen er in lymfe witte bloedcellen voorkomen?
479    Hoe noemt men de kleinste bloedvaten in een orgaan?
480    Noem twee stoffen die hoge bloeddruk kunnen veroorzaken.
481    Welk gas wordt bij de fotosynthese door een plant verbruikt?
482    Welk gas of welke gassen worden bij de verbranding door een mens aan de lucht afgegeven?
483    Welk type ademhalingsorganen kan een kikker gedurende zijn leven gebruiken?
484    Hoe heet het laatste stukje bronchus waaraan een tiental longblaasjes zitten?
485    Welke spieren trekken zich bij borstademhaling samen bij een diepe inademing?
486    Noem twee voordelen van neusademhaling boven mondademhaling.
487    Is het water dat uit een kieuwspleet komt zuurstofrijk of zuurstofarm?
488    Noem drie manieren waarop planten zich op een ongeslachtelijk wijze kunnen voortplanten.
489    Waar vindt bij een man een tijdelijke opslag van de zaadcellen plaats?
490    Is voor de kieming van zaden water nodig?
491    Is voor de kieming van zaden zuurstof nodig?
492    Hoe heten in het lichaam van een de buizen voor de afvoer van zaadcellen van de teelballen naar de urinebuizen?
493    Wat verstaat men onder de term bevruchting?
494    Bij een vrouw wordt een eicel bevrucht. Gaat de ovulatie daarna door?
495    En de menstruatie?
496    Hoe heet het bloedvat in een navelstreng dat bloed vervoert vanaf de placenta naar het embryo?
497    Wordt hierin zuurstofrijk of koolstofdioxiderijk bloed vervoerd?
498    Hoe heet de celdeling waarbij twee nieuwe cellen ontstaan met hetzelfde aantal chromosomen als de moedercel?
499    In een lymfevat kom je kleppen tegen. Juist / onjuist
500    Ecologie bestudeert waarom er bepaalde organismen op een bepaalde plaats kunnen leven. Juist / onjuist
 
 
Antwoorden 450 – 500
451   
452    via verbranding, via de stof koolstofdioxide
453    bij de fotosynthese
454    water
455    via verdamping
456    nitraatgas
457    nitraat
458    dat dier heeft alle gifstoffen opgespaard in zijn lichaam
459    accumulatie
460    de temperatuur waarbij er iets het beste werkt
461    juist
462    hij gebruikt het milieu voor recreatie / haalt er grondstoffen uit
463    juist
464    er gaan geen andere onnodige organismen dood
465    dit heet het zelfreinigend vermogen
466    als er teveel stikstoffen in het water opgelost zijn
467    dan nemen deze al het licht weg zodat de waterplanten eronder geen zuurstof meer kunnen produceren
468    onjuist
469    eiwitten kunnen dienen als: bouwstoffen - brandstoffen
470    mineralen
471    koolhydraten - vetten - eiwitten
472    eet niet te veel - eet gevarieerd - zorg voor goede hygiëne
473    het voedsel kneden / eiwitten verteren / met maagzuur bacteriën doden
474    eiwitten / vlees - koolhydraten / aardappels - groente en fruit / vezels en vitamines - water - vetten
475    alle stoffen kunnen als bouwstof dienen
476    reserves opslaan - giftige stoffen afbreken - gal produceren
477    nee
478    ja
479    haarvaten
480    zouten en cholesterol
481    koolstofdioxide
482    koolstofdioxide
483    de huid - kieuwen - longen
484    luchtpijptakje
485    tussenribspieren
486    de lucht wordt verwarmd - de lucht wordt vochtig gemaakt - stofdeeltjes worden tegengehouden - je kan ruiken
487    zuurstofarm
488    bollen - knollen - wortelstokken - uitlopers
489    in de bijballen
490    ja
491    ja
492    zaadleiders
493    de samensmelting tussen een eicel en een zaadcel
494    nee
495    ook niet
496    navelstrengader
497    zuurstofrijk
498    gewone celdeling/mitose
499    juist
500    juist
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 501 – 550
501    Noem twee diergroepen waarbij een uitwendige bevruchting plaatsvindt.
502    Hoe heten de afvoerbuizen van de nieren?
503    Waar in een nier wordt de urine tijdelijk verzameld?
504    In welk bloedvat is het zoutgehalte per ml bloed het hoogst: in een nierader of in een nierslagader?
505    Noem een uitscheidingsproduct van de longen.
506    Op welke manieren kan een mens zijn overtollige vocht kwijtraken?
507    Welk hartdeel is het meest gespierd? Leg uit waarom.
508    Waar in het lichaam worden witte bloedcellen gemaakt?
509    Waar worden rode bloedcellen gemaakt?
510    Waar worden rode bloedcellen afgebroken?
511    Welke afvoerbuisjes raken verstopt bij mee-eters: die van een talgkliertje of die van een zweetkliertje?
512    Welke hormoonklier ligt er in je hoofd?
513    In welk deel van de nieren wordt urine gevormd?
514    In welk orgaan worden zaadcellen gemaakt?
515    Waaruit bestaat sperma?
516    Noem twee soorten reducenten.
517    Welk bloedvat verbindt de dunne darmen met de lever?
518    In welk bloedvat stroom bloed van de longen naar het hart?
519    Welk type zenuwcellen bevinden zich in zijn geheel in het centraal zenuwstelsel?
520    Geef de naam van het orgaan dat alcohol afbreekt
521    Hoe worden organismen die hun eigen voedsel maken genoemd?
522    Wat is de functie van fibrinogeen?
523    Welk deel van het bloed transporteert hormonen?
524    Waaraan is te zien dat een klier een hormoonklier is?
525    Met welk ander hormoon is adrenaline te vergelijken?
526    In welk orgaan wordt insuline geproduceerd?
527    Welke orgaantjes van de man worden er bij een sterilisatie onderbroken?
528    Hoe wordt een rijpende eicel met erom heen liggende cellen en een vochtblaasje genoemd?
529    Welk deel in een eierstok geeft hormonen aan de baarmoeder af als de eicel bevrucht is?
530    Wat wordt er met de bestanddelen van de anticonceptie-pil voorkomen?
531    Welk voorbehoedmiddel beschermt tegen zwangerschap èn tegen een soa?
532    Op welke plaats komt er gal in het verteringskanaal?
533    Via welk orgaan verlaat urine het lichaam?
534    Geef de naam van het proces dat licht gebruikt om er energierijke stoffen van te maken.
535    Voor de verbranding zijn twee stoffen nodig. Welke stoffen zijn dit?
536    In welk deel van het verteringsstelsel start de vertering?
537    Welke naam kun je geven voor het verdelen van vet in kleinere vetdruppels?
538    Wat doet insuline met suiker?
539    Welke bouwstof is er nodig voor de productie van rode bloedcellen?
540    Door bloedarmoede is iemand snel moe. Aan welk type bloedcellen heeft deze persoon dan een gebrek?
541    Via welk orgaanstelsels worden de impulsen naar de hersenen verstuurd?
542    Wat is de functie van zintuigen?
543    In welk deel van de hersenen worden we bewust van wat we zien of horen?
544    Wat zijn producenten?
545    Geef twee manieren van ongeslachtelijke voortplanting bij planten.
546    Via welk type vaten vindt er transport van water en voedingszouten in een plant plaats?
547    Hoe worden de openingen aan de onderzijde van een blad genoemd?
548    In welke delen van een plantaardige cel vindt fotosynthese plaats?
549    Welk deel van de hersenen gebruiken we om er precieze bewegingen mee uit te voeren?
550    Kan er zich in lymfe zuurstof bevinden? ja / nee
 
 
Antwoorden 500 – 550
501    vissen / amfibieën
502    urineleiders
503    in het bekken
504    in een nierslagader
505    koolstofdioxide / waterdamp
506    via de ademhaling / via zweten / via plassen
507    de linkerkamer, deze moet het bloed over de grootste afstand wegpompen
508    in de lymfeklieren
509    in het rode beenmerg
510    in de lever
511    die van een talgkliertje
512    de hypofyse/hersenaanhangsel
513    niermerg en nierschors
514    teelballen/testes
515    uit zaadcellen - vocht uit zaadblaasjes - prostaatvocht
516    bacteriën en schimmels
517    de poortader
518    in de longader
519    schakelcellen
520    de lever
521    autotrofe organismen
522    meehelpen bij de bloedstolling
523    bloedplasma
524    het heeft geen eigen afvoerbuis
525    met glucagon
526    in de alvleesklier / eilandjes van langerhans
527    de zaadleiders
528    een follikel
529    het gele lichaam
530    een eisprong
531    het condoom
532    in de 12-vingerige darm
533    via de urinebuis
534    fotosynthese
535    glucose en zuurstof
536    in de mond
537    emulgeren
538    omzetten in glycogeen
539    hemoglobine / ijzerzouten
540    aan rode bloedcellen
541    via het zenuwstelsel
542    prikkels omzetten in impulsen
543    in de grote hersenen
544    organismen die aan het begin van een voedselketen staan
545    bollen - knollen - wortelstokken - uitlopers
546    via houtvaten
547    huidmondjes
548    bladgroenkorrels
549    de kleine hersenen
550    ja
 
 
Naar begin pagina
 
 
Vragen 551 – 600
551    In welk deel van het netvlies worden geen lichtprikkels omgezet in impulsen?
552    Wat is voor een dier de inwendige prikkel om te gaan jagen?
553    Hoe wordt het aanpassen van de ooglens aan voorwerpen genoemd, zodat je scherp ziet?
554    Welk orgaan zorgt ervoor dat de druk binnenin het oor gelijk blijft aan de druk buiten?
555    Welke bloedgroep kan dienen als universele donor?
556    Welke antistoffen maakt iemand die zelf bloedgroep B heeft?
557    Noem een hormoon dat direct de hartslag en de ademhaling versnelt.
558    Hoe wordt een gebied dat afgebakend is en dat verdedigd wordt tegen indringers, genoemd?
559    Noem een hormoon dat de secundaire geslachtskenmerken beïnvloedt.
560    Welke huidlaag beschermt tegen infecties en uitdroging?
561    Een dier loopt direct na het uitkomen uit een ei achter zijn moeder aan. Waardoor wordt dit gedrag veroorzaakt?
562    Welke hormoonklier stimuleert de verbranding in de cellen?
563    Welke vorm van immunisatie wordt toegepast wanneer iemand antistoffen krijgt ingespoten?
564    In welk deel van het oog liggen kring- en lengtespieren?
565    Hoe wordt een prikkel genoemd die sneller en sterker gedrag veroorzaakt?
566    Tegen welk soort ziekteverwekkers werken antibiotica?
567    Nieuwe rassen en soorten ontstaan onder invloed van natuurlijke selectie. Juist / onjuist
568    Geef een andere naam voor reductiedeling.
569    In welk orgaan vinden de eerste delingen na een bevruchting plaats?
570    Noem twee vormen van prenataal onderzoek.
571    Welk deel van de baarmoeder beschermt de ongeboren baby tegen temperatuurschommelingen en stoten?
572    Welk orgaan sluit de urinebuis af tijdens een erectie?
573    Hoe wordt een plotselinge verandering in het dna genoemd?
573    Welk type zenuwcellen geleidt impulsen naar spieren en klieren vanaf het centraal zenuwstelsel?
574    Hoe wordt een onbewuste reactie op een bepaalde prikkel genoemd?
575    Welk deel het centraal zenuwstelsel zorgt voor de coördinatie van bewegingen?
576    Tijdens welke fase van de geboorte komen de resten van de navelstreng en de placenta naar buiten?
577    Hoe wordt het gedrag genoemd waarbij de jongen verzorgd worden door de ouders?
578    Hoe heet het transplanteren van dierorganen naar mensen?
579    Geef een andere naam voor lichaamsvreemde stoffen.
580    Welke prikkel geeft altijd eenzelfde reactie?
581    Wat wordt er bij een actieve immunisatie ingespoten?
582    Welke twee hormonen werken in elkaars tegengestelde?
583    Welke zintuigcellen kunnen alleen zwart-wit prikkels omzetten?
584    In welk deel van het oor liggen de gehoorzintuigcellen?
585    Welke hormoonklier regelt de bloedsuikerspiegel?
586    Weefselvloeistof stroomt als lymfe in de lymfevaten. Juist / onjuist
587    Ureum wordt in de lever als afvalstof gemaakt. Juist / onjuist
588    Welk soort bestanddelen in het voedsel bevorderen de darmperistaltiek?
589    Noem drie oorzaken van een hartinfarct.
590    Hoe wordt de minimale energiebehoefte in rust genoemd?
591    Kleurstofkorrels kunnen van kleur veranderen. Juist / onjuist
592    Welk deel van een plantaardige cel naast het cytoplasma bevat veel vocht?
593    Welk deel van de cel regelt alles wat er in die cel gebeurt?
594    Schimmels hebben geen celwand. Juist / onjuist
595    Wat is de naam van de stof die in tandpasta zit en die tandbederf tegengaat?
596    Via welk deel van het centraal zenuwstelsel verlopen reflexen in het hoofd?
597    Welke spieren trekken zich krachtig en plotseling samen wanneer iemand de hik heeft?
598    Door kunstmatige selectie kunnen soorten veranderen. Juist / onjuist
599    Welke bloedgroep kan als universele ontvanger dienen?
600    Welk soort stoffen heeft iemand met bloedgroep O niet: antistoffen of antigenen?
 
 
Antwoorden 500 – 550
551    in de blinde vlek
552    honger / dorst
553    accomoderen
554    de buis van eustachius
555    bloedgroep O
556    antistoffen tegen bloedgroep A
557    adrenaline
558    een territorium
559    testosteron / progesteron / oestron
560    de opperhuid / de hoornlaag
561    imprinting / inprenten
562    de schildklier
563    passieve immunisatie
564    in de iris
565    een supranormale prikkel
566    tegen bacteriën
567    juist
568    meiose
569    in de eileider
570    vruchtwaterpunctie - vlokkentest - echografie
571    het vruchtwater
572    de prostaat
573    een mutatie
574    een reflex
575    de kleine hersenen
576    tijdens de nageboorte
577    broedzorg
578    xenotransplantatie
579    antigenen
580    de sleutelprikkel
581    dode of verzwakte ziekteverwekkers
582    insuline en glucagon
583    kegeltjes
584    in het slakkenhuis
585    de eilandjes van langerhans / de alvleesklier
586    juist
587    juist
588    vezels
589    stress - hoge bloeddruk - erfelijke aanleg - roken - overgewicht - te grote inspanning
590    grondstofwisseling
591    juist
592    de vacuole
593    de celkern
594    onjuist
595    fluor
596    via de hersenstam
597    de middenrifspieren
598    juist
599    bloedgroep AB
600    antigenen
 
 
Naar begin pagina
zootrack © 2021