Oefenvragen bij Genetica(1)

Oefenvragen bij Genetica (1)                          
1
Geef een andere (biologische) term voor:
a  alle niet-waarneembare eigenschappen van een organisme
b  chromosoom dat bij versmelting het geslacht bij mensen bepaalt
 
2
Cavia's kunnen zwartharig en witharig zijn. De factor zwartharig is dominant. Gegeven zijn de volgende vier kruisingen:
1       heterozygoot X homozygoot dominant
2       homozygoot dominant X homozygoot recessief
3       homozygoot recessief X heterozygoot
4       heterozygoot X heterozygoot
 
Laat aan de hand van uitwerkingen van elk van de kruisingen zien bij welke van deze kruisingen de kans op een witte cavia het grootst is.
 
 
3       
De meeste mensen hebben een losse oorlel, maar er zijn ook mensen met een vaste oorlel. De factor 'losse oorlel' is dominant
over de factor 'vaste oorlel'.
a Welke mogelijke lettercombinatie kun je maken? Schrijf ze alledrie op!
b Kunnen twee ouders met losse oorlellen kinderen krijgen met vaste oorlellen? Laat je antwoord zien in een kruisingsschema.
c Kunnen twee ouders met vaste oorlellen kinderen krijgen met losse oorlellen? Laat je antwoord zien in een kruisingsschema.
 
       
4
Er zijn cyclamen met rode bloemen; andere hebben witte bloemen. Ook komen er cyclamen met rose bloemen voor, deze
planten zijn heterozygoot voor de bloemkleur. Stuifmeel van de rose cyclaam wordt op de stamper van de witte cyclaam
gebracht. Er ontstaan ten gevolge van deze kruising 120 nakomelingen.
a       Welke kleur bloemen zullen deze nakomelingen hebben?
b       Hoeveel van elk kun je verwachten?
c       Wat is de naam voor een dergelijke naam van overerving zoals bij cyclamen?
 

Meerkeuze-vragen:
 
5
Bij de gedaantewisseling van een bananenvlieg vinden grote veranderingen in de lichaamsbouw plaats.
Verandert door de gedaantewisseling het fenotype?
En het genotype?
 
         Fenotype verandert:      Genotype verandert:
A       ja                               ja
B       ja                               nee
C       nee                             ja
D       nee                             nee  
 
6
Het aantal chromosomen in de kern van een lichaamscel van de mens is 46.
Hoeveel chromosomen in de kern van een lichaamscel van een jongen kunnen maximaal van zijn grootmoeder van vaderszijde afkomstig zijn?
A       22
B       23
C       45
D       46     
 
7
Een ouderpaar heeft drie zonen en geen dochters.
Hoe groot is, in theorie, de kans dat het eerstvolgende kind een dochter zal zijn?
A       1/4
B       1/3
C       1/2
D       3/4    
 
 
8
Bij de mens wordt de oogkleur erfelijk bepaald. Het gen voor bruine ogen is dominant over dat voor blauwe ogen. Uit een bevruchte eicel ontstaat een tweeling: Jan en Piet. Jan heeft blauwe ogen, terwijl beide ouders bruine ogen hebben.
Hoe groot is de kans dat Piet ook blauwe ogen heeft, net als zijn broer?
A         25%
B         50%
C         75%
D         100%