Erfelijkheid - grote opdracht  (herhaling begrippen)

 

 

 

 

wolfsklauwtjes

Opdracht  Lees het verhaal aandachtig door en vul op de open plaatsen het juiste woord in.
1  Aan de binnenkant van de achterpoten hebben honden vaak een vijfde teen. Op de afbeelding zie je hoe dat uitziet. Deze teen wordt Hubertusklauw of 'wolfsklauw' genoemd. Dat laatste is niet echt juist, omdat wolven deze teen helemaal niet hebben.
Vraag: Het type dat bij het kenmerk hoort als een hond wel van die wolfsklauwtjes heeft, is ______.
2  Veel honden hebben deze zogenaamde wolfsklauw trouwens ook niet meer.
Vraag: Je zou het een erfelijke afwijking kunnen noemen omdat ze het kenmerk ______ .
3  Het hebben van wolfsklauwtjes is lastig; de nagels kunnen behoorlijk lang worden en honden blijven er vaak mee in struiken of hekken hangen.
Bij het fokken met veel hondenrassen is afgesproken dat wolfklauwtjes niet mogen. Wanneer het kenmerk niet meer aanwezig is bij de geboorte, kan er met deze honden doorgefokt worden.
Zo ontstaan vaak nieuwe rassen zonder wolfsklauwtjes. Bij het doorfokken worden vaak veel kruisingen uitgevoerd voordat het gewenste uiterlijk bereikt wordt.
Vraag: Al deze kruisingen zijn voorbeelden van ______ . 
4  Als er verschillende genotypen ontstaan, worden de honden met de meest gunstige eigenschappen opnieuw met elkaar gekruist.
Vraag: Dit wordt ______ genoemd.
5  Het kenmerk wolfsklauwtjes is sterker dan het kenmerk om de wolfsklauwtjes niet te hebben.
Vraag: Het laatste kenmerk wordt dan _____ genoemd.
Het genotype wordt altijd met letters aangegeven, het fenotype is een omschrijving van hoe het uitziet.
Vraag: Als een hond geen wolfsklauwtjes heeft, dan kan hij de volgende genotypen hebben ______ .
7  Een bepaalde hond met wolfsklauwtjes heeft in zijn genotype toevallig ook het kenmerk om deze eigenschap juist niet door te geven.
Vraag: Deze hond is dan ______ .
8  Soms moet je bij erfelijkheid kunnen beredeneren waarom iets wel of juist niet kan.
Vraag: De reden dat twee honden zonder wolfsklauwtjes geen jongen met wolfsklauwtjes kunnen krijgen, is dat ze allebei ______ .
9  We gaan nu een kruising uitvoeren. Een hond met en een hond zonder wolfsklauwtjes krijgen een aantal jongen.
Vraag: De genotypen van dit ouderpaar zien, als allebei de honden homozygoot zijn, er als volgt uit ______.
10  Het maken van een kruisingsschema helpt bij de verduidelijking van een kruisingsvraagstuk.
Vraag: Welke van de volgende kruisingsschema's hoort bij opdracht 9? Kruisingsschema ______.

kruisingsschema 1:

  a a
A AA Aa
A Aa aa

kruisingsschema 2:

  A A
a Aa Aa
a Aa Aa

kruisingsschema 3:

A A
a aa AA
a aa AA

 

11  De twee ouderparen hebben dus allemaal nakomelingen met wolfsklauwtjes gekregen.
Vraag: Deze nakomelingen hebben allemaal ______ als genotype.
12  Om nieuwe geslachtscellen te maken, zijn celdelingen nodig.
Vraag: Tijdens een ______ ontstaan er nieuwe zaadcellen en eicellen.
13  Met de nieuwe generatie (F1) wordt nu doorgefokt. Wat er uitkomt, is afhankelijk van het toeval, maar de kansen blijven hetzelfde. In een kruisingsschema zijn altijd 4 hokjes waarin de kansen staan: 25% van dit, 25% van dat, enzovoort. Totdat je 100% hebt. Dat kan allemaal hetzelfde zijn, maar dat hoeft natuurlijk niet. Want dat ligt weer aan de genotypen van de ouders.
Vraag: De verhoudingen van de genotypes in de F2 bij de vorige opdrachten is als volgt ______ .
14  Wanneer je alleen weet hoeveel honden je van een bepaald genotype hebt, kun je beredeneren hoe de ouders hebben uitgezien.
Vraag: Er zijn van 8 nakomelingen er 4 die wel en 4 die geen wolfsklauwtjes hebben. De ouders moeten er dan als volgt hebben uitgezien: ______.
15  Honden kunnen wel of geen wolfsklauwtjes hebben. De factor wolfsklauwtjes is dominant. Gegeven zijn de volgende vier kruisingen:
kruising 1       heterozygoot X homozygoot dominant
kruising 2       homozygoot dominant X homozygoot recessief
kruising 3       homozygoot recessief X heterozygoot
kruising 4       heterozygoot X heterozygoot
Vraag: Bij kruising _____ is de kans op het krijgen van honden zonder wolfsklauwtjes het grootst.
16  Wanneer er jongen met wolfsklauwtjes geboren worden, kunnen deze geamputeerd worden.
Vraag: Bij het amputeren verandert ______ .
17  Om beter te begrijpen hoe bepaalde kenmerken overerven, worden er stambomen getekend. Kijk naar onderstaande stamboom en maak de vraag.
Vraag: Het genotype van 1 is ______ .

 

18  Vraag: Het genotype van 2 is ______.
19  Vraag: Het genotype van 4 is ______.
20  Soms ontstaat er door een mutatie weer een nieuw kenmerk. Bij honden bijvoorbeeld wolfsklauwtjes. Het kenmerk wat je juist niet wilde hebben is dan terug!
Vraag: Een plotselinge verandering van het ______ wordt een mutatie genoemd.
Je score is