O E F E N T O E T S      D E L E N   V A N   O R G A N I S M E N
 
Meerkeuzevragen om te oefenen.
Niveau: 1 vmbo / havo / vwo
model van plantencel

Klik voor het juiste antwoord in één van de hokjes. Er zijn 20 vragen; je kunt 20 punten halen.
Als je achteraf de antwoorden per vraag wilt checken, is het handig ze ook ergens op te schrijven.
Ook heb je van je docent een wachtwoord nodig.

1
Wat is de biologische term voor een groep cellen die er hetzelfde uitzien en die dezelfde taak hebben?
 
  Een organisme.
  Een orgaanstelsel.
  Een orgaan.
  Een weefsel.
 
 
2
Harrie zegt dat een vinger van een mens een orgaan is.
Gerrie beweert dat een vinger uit verschillende weefsels bestaat.
 
Wie heeft of hebben er gelijk?
 
  Alleen Harrie heeft gelijk.
  Alleen Gerrie heeft gelijk.
  Harrie en Gerrie hebben allebei gelijk.
  Harrie en Gerrie hebben geen van beiden gelijk.
 
 
3
Welk uitspraak over het middenrif is niet juist?
 
  De slokdarm gaat door het middenrif.
  Het middenrif bevindt zich vlak boven het hart.
  Het middenrif is een orgaan.
  Het middenrif scheidt de borstholte van de buikholte.
 
 
4
Bij veel weefsels zit er tussencelstof tussen de cellen. Het materiaal waaruit tussencelstof bestaat, kan in het geval van botweefsel hard zijn. Bij kraakbeen is het minder hard en bij vetweefsel zelfs erg zacht.
Waaruit is tussencelstof opgebouwd?
 
  Alleen uit dood materiaal.
  Alleen uit levend materiaal.
  Alleen uit levenloos materiaal.
  Zowel uit dood als uit levend materiaal.
 
 
5
Welke delen van een cel zie je alleen maar in plantaardige cellen?
 
  Alleen vacuolen en celwanden.
  Alleen celkernen en celwanden.
  Vacuole, bladgroenkorrels en celwanden.
  Celmembranen , intercellulaire ruimten en celwanden.
 
 
6
In de nek bevinden zich twee organen die de vorm hebben van een pijp; de slokdarm en de luchtpijp.
 
Welke van deze twee organen hebben in de wand kraakbeen ter versteviging?
 
  Alleen de luchtpijp.
  Alleen de slokdarm.
  Zowel de luchtpijp als de slokdarm heeft kraakbeen.
  De luchtpijp en de slokdarm hebben allebei geen kraakbeen.
 
 
7
In de afbeelding hiernaast zijn 5 organen met cijfers aangegeven.
 
Met welk cijfer wordt de lever aangegeven? En met welk cijfer de maag?
 
  De lever met (1), de maag met (2).
  De lever met (1), de maag met (4).
  De lever met (2), de maag met (1).
  De lever met (2), de maag met (4).
 
 
8
Tussen veel cellen bevindt zich een ruimte die 'intercellulaire ruimte' wordt genoemd.
 
Wat bevindt zich in deze ruimte?
 
  Cytoplasma.
  Kernplasma.
  Lucht.
  Vocht.
 
 
9
Plastiden zijn korrels die je in plantencellen kunt aantreffen. Zo bevatten aardappelcellen zetmeelkorrels. Tomaten krijgen hun kleur door andere plastiden. Onrijpe tomaten zijn, als ze verkocht worden, soms nog een beetje groen. Ze worden later pas helemaal rood.
 
Wat is de verklaring voor deze kleurverandering?
 
  De bladgroenkorrels gaan over in kleurstofkorrels.
  De bladgroenkorrels gaan over in zetmeelkorrels.
  De kleurstofkorrels gaan over in zetmeelkorrels.
  De zetmeelkorrels gaan over in kleurstofkorrels.
 
 
10
Jan zegt dat dierlijke cellen geen vacuolen hebben.
Katrine zegt dat jonge plantencellen veel kleinere vacuolen hebben.
Sanne zegt dat oudere plantencellen één grote centrale vacuole hebben.
 
Wie heeft, of wie hebben gelijk?
 
  Alleen Jan heeft gelijk.
  Alleen Katrine heeft gelijk.
  Alleen Jan en Sanne hebben gelijk.
  Jan, Katrine en Sanne hebben alle drie gelijk.
 
11
Delen die je in plantaardige weefsels kunt aantreffen, zijn: celwanden, plastiden en vacuolen.
 
Welke van deze delen kunnen ook in dierlijk cellen aanwezig zijn?
 
  Alleen celwanden.
  Alleen plastiden.
  Alleen vacuolen.
  Geen van de genoemde delen.
 
 
12
Waarmee is de vacuole van een plantencel gevuld?
 
  Met kernplasma.
  Met lucht.
  Met tussencelstof.
  Met water en zouten.
 
13
In de afbeelding zijn enkele delen van de borstholte en de buikholte aangegeven. Borst en buik worden van elkaar gescheiden door het middenrif. Enkele organen kunnen door het middenrif heenlopen.
 
Welke van aangegeven delen stellen het middenrif voor? En welke van de aangegeven delen gaan door het middenrif heen?
 
  Deel 3 is het middenrif; alleen deel 1 gaat er doorheen.
  Deel 3 is het middenrif; de delen 1 en 2 gaan er doorheen.
  Deel 4 is het middenrif; alleen deel 2 gaat er doorheen.
  Deel 4 is het middenrif; de delen 1 en 2 gaan er doorheen.
 
14
Tyke zegt dat bladgroenkorrels eigenlijk orgaantjes van een plantencel zijn.
Lucas zegt dat de organen van een organisme altijd met elkaar samenwerken.
 
Wie heeft of hebben er gelijk?
 
  Alleen Tyke heeft gelijk.
  Alleen Lucas heeft gelijk.
  Ze hebben allebei gelijk.
  Ze hebben geen van beiden gelijk.
 
15
Peter zegt dat een organisme groeit doordat er celdelingen plaatsvinden.
Lotte beweert dat het cytoplasma een weefsel is.
Ben zegt dat het celmembraan te beschouwen is als een tussencelstof.
 
Wie heeft, of wie hebben gelijk?
 
  Alleen Peter heeft gelijk.
  Alleen Peter en Lotte hebben gelijk.
  Alleen Lotte en Ben hebben gelijk.
  Ze hebben alle drie gelijk.
 
16
Op de afbeelding hiernaast worden verschillende organen met cijfers aangegeven.
 
Bij welk orgaanstelsel horen de cijfers 1 en 3?
 
  Bij het beenderenstelsel.
  Bij het bloedvatenstelsel.
  Bij het spierstelsel.
  Bij het zenuwstelsel.
 
17
Welke twee delen moet je vastpakken om een microscoop op de beste manier op te tillen?
 
  De objecttafel en het statief.
  De tubus en het statief.
  De voet en het statief.
  De voet en de tubus.
 
 
18
Door welk onderdeel van de microscoop kan de hoeveelheid licht geregeld worden?
 
  De tubus.
  De revolver.
  Het diafragma.
  Het oculair.
 
 
19
Een leerling zit achter een microscoop waarop een preparaat ligt. Op een bepaald moment bij het overgaan naar een grotere vergroting ziet hij niets meer. Er worden twee mogelijke oorzaken genoemd:
 
(1)    Hij moet opnieuw scherpstellen nadat hij een andere vergroting heeft gekozen.
(2)    Hij moest het preparaat eerst in het midden leggen voordat hij naar en andere vergroting ging.
 
Is oorzaak (1) mogelijk? En oorzaak (2)?
 
  Allebei de oorzaken zijn mogelijk.
  Oorzaak (1) is mogelijk, oorzaak (2) niet.
  Oorzaak (1) is niet mogelijk, oorzaak (2) wel.
  Allebei de oorzaken zijn niet mogelijk.
 
 
20
Een leerling bekijkt een onbekend preparaat van enkele cellen door een microscoop. Hij ziet de volgende delen: bladgroenkorrels, celkernen, celwanden en vacuolen.
 
Welke delen van deze cellen kunnen zowel bij plantaardige cellen als bij dierlijke cellen aanwezig zijn?
 
  Alleen bladgroenkorrels.
  Alleen celkernen.
  Alleen celwanden.
  Alleen vacuolen.

Je hebt punten gehaald.
Je score is:

| Begin paginaAntwoorden  |