Biotische- en abiotische factoren

 

 

 

 

rupsen van het koolwitje

Opdracht  Geef aan of het in de omschrijving om een biotische- of een abiotische factor gaat.
1  In een gebied valt voldoende regen.
2  In een open vlakte moeten kuddedieren oppassen voor roofdieren .
3  Om voldoende melk te kunnen maken, moeten koeien veel gras kunnen eten.
4  Als er meer dieren in een bepaald gebied leven, kan er sprake zijn van concurrentie.
5  Voor de begroeiing op de ondergrond is in een bos licht nodig.
6  Het zoutgehalte op het strand bepaalt of er gras kan groeien.
7  In een populatie konijnen breekt een besmettelijke ziekte uit.
8  De grondsoort bepaalt of planten er goed kunnen groeien.
9  In stilstaand water kunnen parasieten ziektes overbrengen.
10  Een boom zonder bladeren levert geen voedsel voor bladluizen.
11  In een voedselketen zijn organismen het voedsel voor de volgende schakel.
12  De schaduw van de bomen geven dieren bescherming tegen de felle zon..
13  De diepte van het water bepaalt of er planten kunnen groeien.
14  De zuurgraad van de bodem zorgt voor voldoende afbraak van stoffen door reducenten.
15  Krabben zijn alleseters. Zij ruimen dode resten in de zee op.
16  Reducenten maken de kringloop van stoffen compleet.
17  Tijdens de herfst kan het hard waaien.
18  In de humuslaag leven veel reducenten die organische stoffen uit dode dieren afbreken.
19  Op een tropisch eiland bepaalt de temperatuur het voorkomen van planten.
20  Hoog in de bergen wordt lichaamsinspanning moeilijk door een gebrek aan zuurstof in de lucht..
Je score is