O E F E N T O E T S     A D E M H A L I N G S S T E L S E L
 
Meerkeuzevragen om te oefenen.
Niveau: 2 tl/h/v  4 mavo (vmbo tl)

Klik voor het juiste antwoord in één van de hokjes. Er zijn 32 vragen: je kunt 32 punten halen.
Als je achteraf de antwoorden per vraag wilt checken, is het handig ze ook ergens op te schrijven.
Ook heb je van je docent een wachtwoord nodig.

1
In een boom leven verschillende soorten organismen bijvoorbeeld eekhoorns, kevers en rupsen.
 
Welk van de genoemde dieren gebruikt tracheeën voor de ademhaling?
 
  Alleen kevers.
  Alleen eekhoorns en kevers.
  Alleen kevers en rupsen.
  Zowel eekhoorns als kevers en rupsen.
 
 
2
Insecten die op een takje uitrusten, zie je soms met hun achterlijf op en neer bewegen.
 
Om welke reden doen insecten dit en met welk soort organen haalt een bij adem?
 
  Om de lucht te verversen; met behulp van kieuwen.
  Om de aandacht te trekken van het andere geslacht; met behulp van z'n huid.
  Om de lucht te verversen; met behulp van z'n huid.
  Om de lucht te verversen; met behulp van tracheeën.
 
 
3
In de oceanen zwemmen de meest uiteenlopende soorten dieren. 
 
Welke van de hieronder genoemde dieren gebruikt voor zijn ademhaling kieuwen?
 
  Alleen haaien.
  Alleen haaien en zeeslangen.
  Alleen haaien en zeehonden.
  Haaien, zeehonden en zeeslangen.
 
 
 
4
In de doorsnede van het hoofd zijn enkele delen met nummers aangegeven. 
 
Met welk nummer wordt het strottenklepje aangegeven en via welke weg ademt iemand in of uit via de neus?
 
  Nummer 3 is het strottenklepje, de ademweg is via de nummers 1 en 6.
  Nummer 3 is het strottenklepje, de ademweg is via de nummers 1 en 7.
  Nummer 5 is het strottenklepje, de ademweg is via de nummers 1 en 6.
  Nummer 5 is het strottenklepje, de ademweg is via de nummers 1 en 7.
 

 

 
5
Soms stroomt er bij een mens lucht de longen in tijdens een andere situatie als bedoeld voor de ademhaling.
 
Bij welk van de hieronder beschreven situaties stroomt er lucht de longen in?
 
  Als iemand zich verslikt.
  Als iemand voedsel doorslikt.
  Als iemand flink hoest.
  Als iemand de hik heeft.
 
 

 
6
Het model hiernaast laat de borstplaat aan de binnenkant van het lichaam zien. Met enkele nummers zijn delen aangegeven.
 
Wat is de naam van het deel dat met nummer 1 is aangegeven?
 
  De wervelkolom.
  Een rib.
  Het borstbeen.
  Het middenrif.
 
7
Voor deze vraag heb je ook nevenstaande afbeelding nodig. De nummers 2 en 5 zijn spieren die bij de ademhaling betrokken zijn. Iemand ademt in.
 
Zijn de spieren die met nummer 2 zijn aangegeven dan samengetrokken of zijn ze ontspannen?
En de spieren van nummer 5?
 
  De spieren van 2 en 5 zijn allebei samengetrokken.
  De spieren van 2 zijn samengetrokken, die van 5 zijn ontspannen.
  De spieren van 2 zijn ontspannen, die van 5 zijn samengetrokken.
  De spieren van 2 en 5 zijn allebei allebei ontspannen.
 
 
 
 
8
Met het model dat hiernaast staat afgebeeld kan de middenrifademhaling gedemonstreerd worden. Het rubberen vel aan de onderzijde stelt het middenrif voor. De rode ballonnetjes stellen de longen voor.
 
Gaat er lucht stromen wanneer het rubberen vel naar beneden getrokken wordt?
En stroomt er dan lucht de ballonnetjes in of uit?
 
  Nee, er gaat geen lucht stromen.
  Ja, er gaat lucht de ballonnetjes in. 
  Ja, er gaat lucht de ballonnetjes uit.
  Ja, één ballonnetje vult zich met lucht, de ander laat lucht ontsnappen.
 
 
 
 
9
Zijn tijdens een diepe inademing de middenrifspieren ontspannen?
En spieren tussen de ribben?
 
  Alleen de middenrifspieren zijn ontspannen.
  Alleen de tussenribspieren zijn ontspannen.
  Zowel de middenrifspieren als de tussenribspieren zijn ontspannen.
  De middenrifspieren zijn niet ontspannen en de tussenribspieren ook niet.
 
 
 
10
In de afbeelding hiernaast is onder andere het strottenhoofd te zien.
 
Welk orgaan is er onder het strottenhoofd te zien en komt er in de wand van dit orgaan kraakbeen voor?
 
  Dit is de luchtpijp. In de wand van dit orgaan zit kraakbeen.
  Dit is de luchtpijp. In de wand van dit orgaan zit geen kraakbeen.
  Dit is de slokdarm. In de wand van dit orgaan zit kraakbeen.
  Dit is de slokdarm. In de wand van dit orgaan zit geen kraakbeen.
 
 
11
Welke bewering over middenrifademhaling is juist?
 
  Lucht begint de longen in te stromen omdat het middenrif omlaag gaat.
  Lucht begint de longen in te stromen omdat het middenrif omhoog gaat.
  Het middenrif gaat omlaag nadat er lucht de longen in stroomt.
  Het middenrif gaat omhoog nadat er lucht de longen in stroomt.
 
 
 
12
Twee organen in de nek zijn de slokdarm en de luchtpijp.
 
In welk orgaan of in welke organen kun je trilhaarslijmvlies aantreffen?
 
  Alleen in de luchtpijp tref je trilhaarslijmvlies aan.
  Zowel in de slokdarm als in de luchtpijp tref je trilhaarslijmvlies aan.
  Alleen in de slokdarm tref je trilhaarslijmvlies aan.
  In de slokdarm zit geen trilhaarslijmvlies en in de luchtpijp ook niet.
 
 
13
De luchtwegen zijn aan de binnenkant bedekt met een weefsel dat trilhaarslijmvlies heet. Het bevat slijmcellen die slijm produceren en cellen die haartjes laten bewegen.
 
Wat is de functie van dit weefsel?
 
  De slijmcellen en trilhaarcellen houden stofdeeltjes tegen want ze blijven in het slijm plakken.
  Slijm houdt stofjes tegen. De trilhaartjes transporteren het slijm richting keel. Daarna slik je het slijm meestal in.
  Slijm houdt stofjes tegen. De trilhaartjes transporteren het slijm richting longen. Daarna hoest je het meestal uit.
  Het maakt ingeademde ziekteverwekkers onschadelijk..
 
 
14
Als iemand door de neus inademt, gaat de lucht langs een aantal organen.
 
Bij welke reeks staan de organen in de juiste volgorde als iemand inademt?
 
  Huig, strottenklepje, bronchiën, luchtpijp.
  Strottenklepje, huig, bronchiën, luchtpijp.
  Huig, strottenklepje, luchtpijp, bronchiën.
  Strottenklepje, huig, luchtpijp, bronchiën.
 
 
15
In het model hiernaast zijn een aantal organen in en om het strottenhoofd met nummers aangegeven. 
 
Wat is de naam van het deel dat is aangegeven met nummer 2?
En wat stelt nummer 4 voor?
 
  Nummer 2 is de luchtpijp. Bij nummer 4 zitten de stembanden.
  Nummer 2 is de luchtpijp. Bij nummer 4 zit kraakbeen.
  Nummer 2 is de keelholte. Bij nummer 4 zit kraakbeen.
  Nummer 2 is de slokdarm. Bij nummer 4 zitten de stembanden.
 
16
Waar in de in de longen vindt de gaswisseling plaats van zuurstof naar het bloed?
En welk gas verlaat de longen in dezelfde hoeveelheid als dat het de longen binnenkomt?
 
  De longblaasjes; stikstof.
  De longblaasjes; waterdamp.
  De luchtpijptakjes; koolstofdioxide.
  De luchtpijptakjes; waterdamp.
 
 
 
17
Iemand onderzoekt de samenstelling van de uitgeademde lucht van een kind dat rustig speelt met de uitgeademde lucht van een kind dat druk in de weer is.
 
Uit het onderzoek kan de conclusie getrokken worden dat de uitgeademde lucht van het rustige kind ...
 
... minder koolstofdioxide bevat dan de uitgeademde lucht van het drukke kind.
... meer zuurstof bevat dan de uitgeademde lucht van het drukke kind.
... meer waterdamp bevat dan de uitgeademde lucht van het drukke kind.
... minder stikstof bevat dan de uitgeademde lucht van het drukke kind.
 
 
18
In de afbeelding hiernaast zie je een deel van een torso waarbij hart en longen verwijderd zijn. Met nummers zijn twee delen aangegeven.
 
Bevatten de aangegeven delen kraakbeenringen?
En met welk nummer wordt een bronchie weergegeven?
 
  Geen van beide delen bevatten kraakbeenringen. Deel 1 is de bronchie.
  Alleen deel 1 bevat kraakbeenringen. Deel 1 is de bronchie.
  Alleen deel 2 bevat kraakbeenringen. Deel 2 is de bronchie.
  Beide delen bevatten kraakbeenringen. Deel 2 is de bronchie.
 
 
 
19
De ademhaling bij een mens komt tot stand door de samenwerking van drie groepen spieren: tussenribspieren, middenrifspieren en buikspieren.
 
Welke van de genoemde spieren zijn bij een bij inademing door middel van ribademhaling betrokken?
 
  Alleen de buikspieren.
  Alleen de middenrifspieren.
  Alleen de tussenribspieren.
  De tussenribspieren en de middenrifspieren.
 
 
20
Longen, kieuwen en tracheeën zijn ademhalingsorganen.
 
In welk orgaan of welke organen wordt er zuurstof in het bloed opgenomen?
 
  Alleen in bij longen.
  Alleen in tracheeën.
  Alleen in kieuwen en in longen.
  In kieuwen, longen en tracheeën.
 
 
21
Om een winterslaap te houden zoekt een kikker eerst een beschutte plek in een vijver. Daarna graaft hij zich in de modder in. Dat geeft, ook in de  winter, meer warmte dan het water van de vijver.
 
Welke ademhalingsorganen gebruikt een kikker die een winterslaap houdt?
 
  Alleen z'n huid..
  Alleen z'n kieuwen.
  Alleen z'n longen.
  Een kikker houdt de adem in tijdens een winterslaap.
 
22
Astma is een aandoening van de ademhalingsorganen. Het bemoeilijkt de ademhaling.
 
Maak de zin op de juist manier af: Bij astma ....
 
... zijn de longblaasjes minder elastisch geworden.
... zijn de luchtwegen ontstoken geraakt.
... zijn de luchtwegen nauwer geworden.
... zorgen stoffen voor een allergische reactie.
 
 
 
23
Vissen halen adem met behulp van kieuwen. Met behulp van dunne haarvaten in de kieuwen halen zij een gas uit het water.
 
Op welke plaats in de kieuwen liggen deze dunne haarvaten? En welk gas wordt er uit het water gehaald?
 
  De haarvaten liggen in de kieuwdeksels; er wordt koolstofdioxide uit het water gehaald.
  De haarvaten liggen in de kieuwdeksels; er wordt zuurstof uit het water gehaald.
  De haarvaten liggen in de kieuwplaatjes; er wordt koolstofdioxide uit het water gehaald.
  De haarvaten liggen in de kieuwplaatjes; er wordt zuurstof uit het water gehaald.
 
 
24
Bij een diepe inademing beweegt de buikwand een beetje naar voren.
 
Waardoor wordt deze beweging veroorzaakt?
 
  Door het samentrekken van de tussenribspieren.
  Door het samentrekken van de middenrifspieren.
  Door het ontspannen van de tussenribspieren.
  Door het ontspannen van de middenrifspieren.
 
 
25   
Bij een persoon beweegt het middenrif naar boven.
 
Wordt hierdoor de borstholte bij deze persoon groter of kleiner? En ademt deze persoon dan in of uit?
 
  De borstholte wordt groter, daardoor ademt deze persoon in.
  De borstholte wordt groter, daardoor ademt deze persoon uit.
  De borstholte wordt kleiner, daardoor ademt deze persoon in.
  De borstholte wordt kleiner, daardoor ademt deze persoon uit.
 
 
26
De zwaartekracht is voor een goede ademhaling onmisbaar.
 
Bij welke manier van ademhaling en in welke situatie is de zwaartekracht voor iemand onmisbaar?
 
  Bij ribademhaling als iemand inademt.
  Bij middenrifademhaling als iemand inademt.
  Bij ribademhaling als iemand uitademt.
  Bij middenrifademhaling als iemand uitademt.
 
 
27
Een persoon gebruikt zijn ribben bij het inademen. Daarbij gebeuren er een een aantal dingen:
 
(1)    de lucht stroomt de longen in ;
(2)    de ribben bewegen naar omhoog en het borstbeen gaat een beetje naar voren ;
(3)    de borstholte wordt groter ;
(4)    de inhoud van de longen wordt groter.
 
In welke volgorde gebeuren deze dingen?
 
  (2) - (1) - (3) - (4)
  (4) - (1) - (3) - (2)
  (3) - (4) - (1) - (2)
  (2) - (3) - (4) - (1)
 
 
28
Amfibieën halen adem met behulp van verschillende organen.
 
Met welk soort ademhalingsorganen haalt een volwassen kikker adem?
 
  Met zijn huid.
  Met zijn huid en zijn kieuwen.
  Met alleen maar zijn longen.
  Met zijn huid en zijn longen.
 
29
In het strottenhoofd zit het strotklepje.
 
Welke functie heeft dit strottenklepje? Het voorkomt dat er tijdens ...
 
  ... het ademhalen lucht van de neusholte in de mondholte komt.
  ... het ademhalen voedsel in de neusholte komt.
  ... het slikken lucht in de slokdarm komt.
  ... het slikken voedsel in de luchtpijp komt.
 
 
30
Hoefijzervormige kraakbeenringen geven stevigheid aan de luchtpijp. Het voorkomt dat de luchtpijp dichtklapt.
 
Aan welke kant zit de opening van deze hoefijzerringen?
En ligt de slokdarm aan de open of dichte kant van de ring?
 
  De opening van de ring ligt aan de voorkant van de nek; de slokdarm ligt aan de open kant.
  De opening van de ring ligt aan de voorkant van de nek; de slokdarm ligt aan de dichte kant.
  De opening van de ring ligt aan de achterkant van de nek; de slokdarm ligt aan de open kant.
  De opening van de ring ligt aan de achterkant van de nek; de slokdarm ligt aan de dichte kant.
 
 
31
Welke stof adem je evenveel in als uit?
 
  Koolstofdioxide.
  Stikstof.
  Waterdamp.
  Zuurstof.
 
 
32  
Wanneer de middenrifspieren zich krampachtig samentrekken, krijgt iemand de hik.
 
Beweegt het middenrif bij het hikken omhoog of omlaag?
Gaat er dan lucht de longen in of de longen uit?
 
  Het middenrif beweegt omhoog; er gaat lucht de longen in.
  Het middenrif beweegt omhoog; er gaat lucht de  longen uit.
  Het middenrif beweegt omlaag; er gaat lucht de longen in.
  Het middenrif beweegt omlaag; er gaat lucht de longen uit.


Je hebt punten gehaald.
Deze score is:

| Begin pagina | Antwoorden |